Het verhaal van Maurits en Mietje is in verkorte vorm opgenomen in de wijkkrant van het Spijkerkwartier nummer 117 jaargang 45 jaar 2021. Klik hier.
Peter Jetten
In het vooroorlogse Arnhem was het niet ongebruikelijk dat winkeliers hun klanten met een kleine advertentie gelukkig nieuwjaar wensten. In de Arnhemse Courant van 31 december 1940 staat zo’n nieuwjaarswens. De tekst is niet zomaar gekozen, de Duitse bezetting is eind december acht maanden oud. De Engelsche Eenheids Kleermakerij op de Steenstraat 56, wenst zijn clientèle “geluk, voorspoed en vrede”.
(advertentie Arnhemse Courant 31 december 1940)
De advertentie is geplaatst door Maurits (Max) Agsteribbe (1910) en zijn vrouw Mietje (Mieke) Agsteribbe-Philips (1915). Ze hebben elkaar in Arnhem leren kennen toen Mietje als telefoniste bij de AKU werkte en trouwen in 1938. Een jaar later wordt hun dochtertje Sophie (Fien) geboren.
(Maurits en Mietje Agsteribbe 28 december 1962 © Benjamin Agsteribbe)
Maurits en Mietje wonen op de Steenstraat 56 in Arnhem. Maurits heeft daar een kleermakerij en stoffenwinkel. Een filiaal van de Engelsche Eenheids Kleermakerij (EEK), waarvan er meerdere in het land zijn.
(Steenstraat richting Velperpoort rond 1935; bij de rode stip rechts van de tram, achter uithangbord Bender is de kleermakerij van Maurits Agsteribbe © Gelders Archief )
(Situatie in 2021 met rode stip op de voormalige winkel, nu kapsalon Millennium)
Maurits en Mietje zijn Joods. Arnhem heeft een grote hechte Joodse gemeenschap. Deze wordt volkomen geaccepteerd en heeft in de jaren dertig nog nergens last van, zegt Mietje in een interview na de oorlog. Je hoorde wel wat er in Duitsland allemaal met de Joden gebeurde, maar je geloofde het niet. Toch zal dat in Nederland ook gaan gebeuren.
Oorlog
In mei 1940 valt Nazi-Duitsland Nederland binnen. In augustus verspreiden geüniformeerde NSB'ers anti-Joodse pamfletten in de Steenstraat en Roggestraat. Er komt een algemene identificatieplicht. De ariërverklaring en ontslag van Joodse ambtenaren volgen. Er worden Joden allerlei verboden en verplichtingen opgelegd om hen te isoleren en te beroven van hun bezittingen. Ook Maurits en Mietje krijgen te maken met veel narigheid en Duitse intimidatie in de winkel, op straat en in de bus. Er is ook medeleven en solidariteit, vertelt Mietje. Anti-Joodse maatregelen beperken de bewegingsvrijheid van de Joodse Arnhemmers meer en meer. De Jodenster wordt ingevoerd. De winkel wordt onder beheer van een Verwalter gesteld. Razzia's dreigen.
Onderduik
De tweelingbroer van Maurits, Joseph Agsteribbe (1910-1944) en zijn vrouw Betje Agsteribbe-Leeraar (1904-1944) wonen in Amsterdam. Ze hebben ook een kleermakerij. De eerste Joden worden daar al opgepakt. Als Joseph en Betje zich niet willen melden en de situatie te gevaarlijk wordt, komen zij naar Arnhem en duiken in 1942 samen met Maurits en Mietje onder in Arnhem en Nijmegen. Zij verblijven met zijn vieren op een reeks van onderduikadressen en beleven veel angstige en hachelijke momenten. Al tijdens de oorlog wisten zij wat er gebeurde in de kampen, zal Mietje later vertellen. Wanneer ze het moeilijk hebben, zegt Maurits dat het in de kampen veel erger is.
Op een gegeven moment zijn zij op een onderduikadres op de Hatertseweg in Nijmegen (1). Daar moeten zij weg en dan scheidden de wegen van beide echtparen zich. Joseph en Betje gaan mee met iemand die samen blijkt te werken met de Sicherheitsdienst (SD) en die hen verraadt. Joseph en Betje worden opgepakt en eindigen in Auschwitz waar zij in 1944 worden vermoord. Het laatste levensteken was een briefkaart met de tekst: "Stuur zeep".
Maurits en Mietje overleven – na 17 onderduikadressen - de oorlog. Hun dochtertje Sophie (Fien) van tweeëneenhalf (1939) hebben zij al in het begin van de oorlog laten onderduiken bij een gezin in Velp. Kleine Sophie heeft verder geen contact meer met haar ouders. Zij overleeft, is bij de bevrijding zes jaar en wil na de oorlog nog altijd terug naar “huis” in Velp.
Mietje (schuilnaam Hetty van Driel) raakt tijdens de onderduik in Nijmegen in verwachting en wordt door een vriendin overgebracht naar het "Tehuis voor ongehuwde moeders" (ook wel aangeduid als "moffenmeiden") in Zetten, waar zij doet alsof ze zwanger is van een Duitse militair. Vele maanden later worden Mietje en haar zoontje Robert (17 juli 1944) herenigd met haar man Maurits op hun onderduikadres Hindestraat 32 bij Antoon en Jo Jaspers (2). Deze hebben intussen ook een zoontje gekregen, Alex (20 mei 1944). Mietje en Jo waren dus in dezelfde periode in verwachting, de baby's schelen zes weken. Jo smokkelt briefjes tussen Maurits en Mietje. Op 21 september 1944 wordt Nijmegen bevrijd. Tot het einde van de oorlog blijven ze op de Hindestraat tot ze weer naar Arnhem kunnen.
De zus van Maurits, Judith (1912) en broer Abraham (1907) blijken in 1942 te zijn omgebracht. Maurits is dus de enige van de vier kinderen Agsteribbe die de oorlog heeft overleefd. De ouders van Mietje zijn in 1943 omgekomen in Sobibor. De zus van Mietje, Jeanette van Maarsen-Philips (1918-2002) is ondergedoken in Velp en overleeft. Ze woont na de oorlog nog een jaar of drie bij Maurits en Mietje totdat ze een baan krijgt bij Misset in Doetinchem.
Na de oorlog
Tijdens de oorlog is de zaak aan de Steenstraat onder toezicht van de Verwalter door blijven draaien. Als Maurits en Mietje na de bevrijding terugkomen is er niet veel meer van over. Het centrum van Arnhem is grotendeels verwoest door de slag om Arnhem. De stad is na de evacuatie van zijn inwoners leeggeplunderd. De Steenstraat heeft grote oorlogsschade opgelopen. Ook de woning op de van Nispenstraat moeten zij opknappen.
In het begin is het moeilijk, elke Joodse familie heeft wel iemand verloren en er zijn hatelijke opmerkingen. Mietje is het eerste half jaar de kluts kwijt, zoals ze het zelf uitdrukt. De lichamelijke en psychische gevolgen van de oorlog laten zich gelden. Van de overheid is geen steun te verwachten. Maurits denkt erover om naar Israel te emigreren. Langzamerhand bouwen zij de zaak weer op onder de oude naam Engelsche Eenheids Kleermakerij. Later wordt de nieuwe naam Kleermakerij Standing.
(Kleermakerij Standing telefoonboek Arnhem 1950)
Mietje of Mieke zoals ze zich noemt, gaat pension houden op de van Nispenstraat. In 1947 wordt hun dochter Heleen geboren. Maurits probeert samen met Lex (Alexander) Troostwijk (1908-1982) de kleine overgebleven Arnhemse Joodse gemeente nieuw leven in te blazen (3). Regelmatig worden in de sjoel bridgedrives gehouden ten behoeve van de WIZO (Women International Zionist Organisation). Maurits overlijdt in 1980 in Arnhem, hij is dan 70 jaar en wordt op Moscowa begraven. Een bescheiden en oprecht mens, staat er op zijn grafsteen. Mieke overlijdt in 2006 op 91 jarige leeftijd in Beit Shalom Amsterdam. Ze wordt naast Maurits begraven op Moscowa, een sterke vrouw memoreert haar grafsteen.
(Grafstenen Maurits en Mieke Agsteribbe op Moscowa © Benjamin Agsteribbe)
Dochters Fien (Rollema) Agsteribbe (1939-2012) en Heleen (de Liever) Agsteribbe (1947) trouwen en krijgen kinderen. Robert Amsel (Shmuel) emigreert in 1973 naar Israel en huwt daar (4). Hij overlijdt in 2015. Zijn zoon Benjamin schrijft dat Maurits en Mieke samen acht kleinkinderen, meerdere achterkleinkinderen en achterachterkleinkinderen hebben gekregen.
Maart 2021
Aanvulling
Eddy van Maarsen, zoon van Jeanette van Maarsen-Philips (1918-2002), die de zus was van Mietje Philips, vulde op verzoek van de redactie het verhaal aan. Hij schrijft:
'Oom Max en Tante Mieke woonden inderdaad in de Steenstraat. Later zijn zij ook verhuisd naar de Lawick van Pabststraat. Toch wisten zij al voor de Oorlog dat het slecht gesteld was in Duitsland. Mijn grootvader Sally (Samuel) Philips in Zutphen had samen met zijn broers een vleesexportslachterij. Mijn grootvader ging regelmatig naar Duitsland en kende de situatie aldaar. Steeds zei hij, dat dit niet naar Nederland zou komen. Mijn grootouders hadden de kans om onder te duiken maar wilden dit niet.
Sophie (Fien) (Agsteribbe) was ondergedoken bij Charlot Klompé, de zuster van Marga Klompé, de oud minister (5). De onderduikvader was directeur bij de AKU. De terugkomst van Fien bij haar ouders (Maurits en Mieke) is in de loop van de jaren een moeizame geweest. Zij wilde liever bij de onderduikouders blijven waaraan zij gehecht was.
Robert (Rob) (Agsteribbe) is nadat hij van de middelbare koksschool kwam kok geweest in Beth Zikna in Arnhem en in Beth Sjalom in Amsterdam. Daarna is hij naar Israël geëmigreerd. Twee jaar geleden is hij door een noodlottig ongeval om het leven gekomen. Ook zijn zoon Benjamin is vorig jaar overleden.
Mijn moeder (Jeanette van Maarsen-Philips) en mijn tante (Mietje Agsteribbe-Philips) hebben samen in Beth Sjalom gewoond in Amsterdam. Mijn moeder is in 2002 overleden.
Lex Troostwijk heeft een belangrijke rol gespeeld. Na de oorlog was mijn vader berooid uit de oorlog gekomen. Troostwijk heeft hem fl.100,-- gegeven om weer iets te kunnen beginnen. Later heb ik de directeur van Troostwijk Veilingen gesproken en hij wist hiervan. Lex was een neef van hem'.
september 2024
Noten
(1) Jubbe Rademaker uit Uithoorn meldt dat hij in het bezit is van een speeldoosje met het Israelische volkslied Hatikva. Het is door Maurits en Mieke aan zijn oma geschonken is als dank voor de hulp. Oma had een bloemkwekerij in Malden/Nijmegen. Zeer waarschijnlijk gaat het hier om de familie Albrecht (A.J.F.K. Albrecht, Hatertseweg 544, tuinier), waar Maurits en Mietje samen met Joseph en Betje ondergedoken zaten. En waar hun wegen zich scheidden. Jubbe kreeg het doosje van zijn oma omdat hij de Joodse lijn in de familie voortzet.
(2) Hindestraat 32 bij de familie Antoon en Jo Jaspers. Uit: "Moedig echtpaar Jaspers nam in WO2 onderduikers in huis", door Piet Hieltjes in Hart van Nijmegen, oktober 2020, bladzijde 26 en 27 www.hartvannijmegen.nl
(3) Zie video 'Joodse les in de synagoge ca 1960' op deze site
(4) Robert Amsel (Shmuel) Agsteribbe: Robert, zo genoemd naar de zoon van de familie in Velp waar kleine Sophie (Fien) in Velp ondergedoken zat. Amsel is een letterkeer van Samuel, naar zijn opa Philips.
(5) Charlot Klompé, zie https://www.gelderlander.nl/nijmegen/charlot-klompe-was-verpleegster-in-oorlogstijd-het-was-een-dramatische-periode~ad9f864b/
Marga Klompé, zie https://mijngelderland.nl/inhoud/routes/arnhemse-kantstroken/dr-marga-klompe
Bronnen
In 1985 vertelt Mietje in een interview met de Nijmeegse historicus Jan Driever over haar belevenissen in de oorlog. Veel details zijn aan haar verhaal ontleend. Het typoscript is te lezen op oorloginnijmegen.nl Link naar het verhaal van Mietje Philips
Correspondentie van Cees Haverhoek met Robert Agsteribbe (Israel) uit 2011 en Jubbe Rademaker uit 2015
Correspondentie met Benjamin Agsterribbe (Israel) uit 2021
Correspondentie met Eddy van Maarsen uit 2024
Margo Klijn, de Stille slag, Joodse Arnhemmers, 1933-1945. Arnhem 2014, tweede druk
joodsmonument.nl
www.geni.com
Jaaroverzicht 1940:
Verhalen →
Het verhaal van Maurits en Mietje is in verkorte vorm opgenomen in de wijkkrant van het Spijkerkwartier nummer 117 jaargang 45 jaar 2021. Klik hier.
Peter Jetten
In het vooroorlogse Arnhem was het niet ongebruikelijk dat winkeliers hun klanten met een kleine advertentie gelukkig nieuwjaar wensten. In de Arnhemse Courant van 31 december 1940 staat zo’n nieuwjaarswens. De tekst is niet zomaar gekozen, de Duitse bezetting is eind december acht maanden oud. De Engelsche Eenheids Kleermakerij op de Steenstraat 56, wenst zijn clientèle “geluk, voorspoed en vrede”.
(advertentie Arnhemse Courant 31 december 1940)
De advertentie is geplaatst door Maurits (Max) Agsteribbe (1910) en zijn vrouw Mietje (Mieke) Agsteribbe-Philips (1915). Ze hebben elkaar in Arnhem leren kennen toen Mietje als telefoniste bij de AKU werkte en trouwen in 1938. Een jaar later wordt hun dochtertje Sophie (Fien) geboren.
(Maurits en Mietje Agsteribbe 28 december 1962 © Benjamin Agsteribbe)
Maurits en Mietje wonen op de Steenstraat 56 in Arnhem. Maurits heeft daar een kleermakerij en stoffenwinkel. Een filiaal van de Engelsche Eenheids Kleermakerij (EEK), waarvan er meerdere in het land zijn.
(Steenstraat richting Velperpoort rond 1935; bij de rode stip rechts van de tram, achter uithangbord Bender is de kleermakerij van Maurits Agsteribbe © Gelders Archief )
(Situatie in 2021 met rode stip op de voormalige winkel, nu kapsalon Millennium)
Maurits en Mietje zijn Joods. Arnhem heeft een grote hechte Joodse gemeenschap. Deze wordt volkomen geaccepteerd en heeft in de jaren dertig nog nergens last van, zegt Mietje in een interview na de oorlog. Je hoorde wel wat er in Duitsland allemaal met de Joden gebeurde, maar je geloofde het niet. Toch zal dat in Nederland ook gaan gebeuren.
Oorlog
In mei 1940 valt Nazi-Duitsland Nederland binnen. In augustus verspreiden geüniformeerde NSB'ers anti-Joodse pamfletten in de Steenstraat en Roggestraat. Er komt een algemene identificatieplicht. De ariërverklaring en ontslag van Joodse ambtenaren volgen. Er worden Joden allerlei verboden en verplichtingen opgelegd om hen te isoleren en te beroven van hun bezittingen. Ook Maurits en Mietje krijgen te maken met veel narigheid en Duitse intimidatie in de winkel, op straat en in de bus. Er is ook medeleven en solidariteit, vertelt Mietje. Anti-Joodse maatregelen beperken de bewegingsvrijheid van de Joodse Arnhemmers meer en meer. De Jodenster wordt ingevoerd. De winkel wordt onder beheer van een Verwalter gesteld. Razzia's dreigen.
Onderduik
De tweelingbroer van Maurits, Joseph Agsteribbe (1910-1944) en zijn vrouw Betje Agsteribbe-Leeraar (1904-1944) wonen in Amsterdam. Ze hebben ook een kleermakerij. De eerste Joden worden daar al opgepakt. Als Joseph en Betje zich niet willen melden en de situatie te gevaarlijk wordt, komen zij naar Arnhem en duiken in 1942 samen met Maurits en Mietje onder in Arnhem en Nijmegen. Zij verblijven met zijn vieren op een reeks van onderduikadressen en beleven veel angstige en hachelijke momenten. Al tijdens de oorlog wisten zij wat er gebeurde in de kampen, zal Mietje later vertellen. Wanneer ze het moeilijk hebben, zegt Maurits dat het in de kampen veel erger is.
Op een gegeven moment zijn zij op een onderduikadres op de Hatertseweg in Nijmegen (1). Daar moeten zij weg en dan scheidden de wegen van beide echtparen zich. Joseph en Betje gaan mee met iemand die samen blijkt te werken met de Sicherheitsdienst (SD) en die hen verraadt. Joseph en Betje worden opgepakt en eindigen in Auschwitz waar zij in 1944 worden vermoord. Het laatste levensteken was een briefkaart met de tekst: "Stuur zeep".
Maurits en Mietje overleven – na 17 onderduikadressen - de oorlog. Hun dochtertje Sophie (Fien) van tweeëneenhalf (1939) hebben zij al in het begin van de oorlog laten onderduiken bij een gezin in Velp. Kleine Sophie heeft verder geen contact meer met haar ouders. Zij overleeft, is bij de bevrijding zes jaar en wil na de oorlog nog altijd terug naar “huis” in Velp.
Mietje (schuilnaam Hetty van Driel) raakt tijdens de onderduik in Nijmegen in verwachting en wordt door een vriendin overgebracht naar het "Tehuis voor ongehuwde moeders" (ook wel aangeduid als "moffenmeiden") in Zetten, waar zij doet alsof ze zwanger is van een Duitse militair. Vele maanden later worden Mietje en haar zoontje Robert (17 juli 1944) herenigd met haar man Maurits op hun onderduikadres Hindestraat 32 bij Antoon en Jo Jaspers (2). Deze hebben intussen ook een zoontje gekregen, Alex (20 mei 1944). Mietje en Jo waren dus in dezelfde periode in verwachting, de baby's schelen zes weken. Jo smokkelt briefjes tussen Maurits en Mietje. Op 21 september 1944 wordt Nijmegen bevrijd. Tot het einde van de oorlog blijven ze op de Hindestraat tot ze weer naar Arnhem kunnen.
De zus van Maurits, Judith (1912) en broer Abraham (1907) blijken in 1942 te zijn omgebracht. Maurits is dus de enige van de vier kinderen Agsteribbe die de oorlog heeft overleefd. De ouders van Mietje zijn in 1943 omgekomen in Sobibor. De zus van Mietje, Jeanette van Maarsen-Philips (1918-2002) is ondergedoken in Velp en overleeft. Ze woont na de oorlog nog een jaar of drie bij Maurits en Mietje totdat ze een baan krijgt bij Misset in Doetinchem.
Na de oorlog
Tijdens de oorlog is de zaak aan de Steenstraat onder toezicht van de Verwalter door blijven draaien. Als Maurits en Mietje na de bevrijding terugkomen is er niet veel meer van over. Het centrum van Arnhem is grotendeels verwoest door de slag om Arnhem. De stad is na de evacuatie van zijn inwoners leeggeplunderd. De Steenstraat heeft grote oorlogsschade opgelopen. Ook de woning op de van Nispenstraat moeten zij opknappen.
In het begin is het moeilijk, elke Joodse familie heeft wel iemand verloren en er zijn hatelijke opmerkingen. Mietje is het eerste half jaar de kluts kwijt, zoals ze het zelf uitdrukt. De lichamelijke en psychische gevolgen van de oorlog laten zich gelden. Van de overheid is geen steun te verwachten. Maurits denkt erover om naar Israel te emigreren. Langzamerhand bouwen zij de zaak weer op onder de oude naam Engelsche Eenheids Kleermakerij. Later wordt de nieuwe naam Kleermakerij Standing.
(Kleermakerij Standing telefoonboek Arnhem 1950)
Mietje of Mieke zoals ze zich noemt, gaat pension houden op de van Nispenstraat. In 1947 wordt hun dochter Heleen geboren. Maurits probeert samen met Lex (Alexander) Troostwijk (1908-1982) de kleine overgebleven Arnhemse Joodse gemeente nieuw leven in te blazen (3). Regelmatig worden in de sjoel bridgedrives gehouden ten behoeve van de WIZO (Women International Zionist Organisation). Maurits overlijdt in 1980 in Arnhem, hij is dan 70 jaar en wordt op Moscowa begraven. Een bescheiden en oprecht mens, staat er op zijn grafsteen. Mieke overlijdt in 2006 op 91 jarige leeftijd in Beit Shalom Amsterdam. Ze wordt naast Maurits begraven op Moscowa, een sterke vrouw memoreert haar grafsteen.
(Grafstenen Maurits en Mieke Agsteribbe op Moscowa © Benjamin Agsteribbe)
Dochters Fien (Rollema) Agsteribbe (1939-2012) en Heleen (de Liever) Agsteribbe (1947) trouwen en krijgen kinderen. Robert Amsel (Shmuel) emigreert in 1973 naar Israel en huwt daar (4). Hij overlijdt in 2015. Zijn zoon Benjamin schrijft dat Maurits en Mieke samen acht kleinkinderen, meerdere achterkleinkinderen en achterachterkleinkinderen hebben gekregen.
Maart 2021
Aanvulling
Eddy van Maarsen, zoon van Jeanette van Maarsen-Philips (1918-2002), die de zus was van Mietje Philips, vulde op verzoek van de redactie het verhaal aan. Hij schrijft:
'Oom Max en Tante Mieke woonden inderdaad in de Steenstraat. Later zijn zij ook verhuisd naar de Lawick van Pabststraat. Toch wisten zij al voor de Oorlog dat het slecht gesteld was in Duitsland. Mijn grootvader Sally (Samuel) Philips in Zutphen had samen met zijn broers een vleesexportslachterij. Mijn grootvader ging regelmatig naar Duitsland en kende de situatie aldaar. Steeds zei hij, dat dit niet naar Nederland zou komen. Mijn grootouders hadden de kans om onder te duiken maar wilden dit niet.
Sophie (Fien) (Agsteribbe) was ondergedoken bij Charlot Klompé, de zuster van Marga Klompé, de oud minister (5). De onderduikvader was directeur bij de AKU. De terugkomst van Fien bij haar ouders (Maurits en Mieke) is in de loop van de jaren een moeizame geweest. Zij wilde liever bij de onderduikouders blijven waaraan zij gehecht was.
Robert (Rob) (Agsteribbe) is nadat hij van de middelbare koksschool kwam kok geweest in Beth Zikna in Arnhem en in Beth Sjalom in Amsterdam. Daarna is hij naar Israël geëmigreerd. Twee jaar geleden is hij door een noodlottig ongeval om het leven gekomen. Ook zijn zoon Benjamin is vorig jaar overleden.
Mijn moeder (Jeanette van Maarsen-Philips) en mijn tante (Mietje Agsteribbe-Philips) hebben samen in Beth Sjalom gewoond in Amsterdam. Mijn moeder is in 2002 overleden.
Lex Troostwijk heeft een belangrijke rol gespeeld. Na de oorlog was mijn vader berooid uit de oorlog gekomen. Troostwijk heeft hem fl.100,-- gegeven om weer iets te kunnen beginnen. Later heb ik de directeur van Troostwijk Veilingen gesproken en hij wist hiervan. Lex was een neef van hem'.
september 2024
Noten
(1) Jubbe Rademaker uit Uithoorn meldt dat hij in het bezit is van een speeldoosje met het Israelische volkslied Hatikva. Het is door Maurits en Mieke aan zijn oma geschonken is als dank voor de hulp. Oma had een bloemkwekerij in Malden/Nijmegen. Zeer waarschijnlijk gaat het hier om de familie Albrecht (A.J.F.K. Albrecht, Hatertseweg 544, tuinier), waar Maurits en Mietje samen met Joseph en Betje ondergedoken zaten. En waar hun wegen zich scheidden. Jubbe kreeg het doosje van zijn oma omdat hij de Joodse lijn in de familie voortzet.
(2) Hindestraat 32 bij de familie Antoon en Jo Jaspers. Uit: "Moedig echtpaar Jaspers nam in WO2 onderduikers in huis", door Piet Hieltjes in Hart van Nijmegen, oktober 2020, bladzijde 26 en 27 www.hartvannijmegen.nl
(3) Zie video 'Joodse les in de synagoge ca 1960' op deze site
(4) Robert Amsel (Shmuel) Agsteribbe: Robert, zo genoemd naar de zoon van de familie in Velp waar kleine Sophie (Fien) in Velp ondergedoken zat. Amsel is een letterkeer van Samuel, naar zijn opa Philips.
(5) Charlot Klompé, zie https://www.gelderlander.nl/nijmegen/charlot-klompe-was-verpleegster-in-oorlogstijd-het-was-een-dramatische-periode~ad9f864b/
Marga Klompé, zie https://mijngelderland.nl/inhoud/routes/arnhemse-kantstroken/dr-marga-klompe
Bronnen
In 1985 vertelt Mietje in een interview met de Nijmeegse historicus Jan Driever over haar belevenissen in de oorlog. Veel details zijn aan haar verhaal ontleend. Het typoscript is te lezen op oorloginnijmegen.nl Link naar het verhaal van Mietje Philips
Correspondentie van Cees Haverhoek met Robert Agsteribbe (Israel) uit 2011 en Jubbe Rademaker uit 2015
Correspondentie met Benjamin Agsterribbe (Israel) uit 2021
Correspondentie met Eddy van Maarsen uit 2024
Margo Klijn, de Stille slag, Joodse Arnhemmers, 1933-1945. Arnhem 2014, tweede druk
joodsmonument.nl
www.geni.com
Jaaroverzicht 1940: