Oud-Arnhemmer Max Nathans (1937) stuurde ons dit verhaal over het vooroorlogse Arnhem. Het is opgetekend door zijn vader Simon Nathans (1908-1991). Diens vader Marcus Nathans had in de Nieuwstad een slagerij. Max overleefde de oorlog in de onderduik, net als zijn ouders Simon en Elise, zijn ooms Nico en Bram en tante Nanny. Van de grote familie van moederskant (Cohen), kwam alleen een tante, een oom en een neef terug. Max woont tegenwoordig in Israël, maar is nog zeer betrokken bij Arnhem en de jaarlijkse herdenking bij het Joods Monument. Hieronder de jeugdherinneringen van zijn vader Simon.
In 1811 werd door Napoleon de Burgelijke Stand ingevoerd en de verplichting voor iedereen een familienaam aan te schaffen. Tot die tijd hadden de meeste Joden geen achternaam. Achter de voornaam kwam de naam van hun vader, al of niet met een 's' er achter: Nathan Baroech, Rika Baruch en Levie Baruch of N.Sanders, R.Sanders en L.Sanders.
Voor de voornamen gold vaak een eeuwenlange traditie: de oudste zoon kreeg de namen van de vader van de vader, de oudste dochter die van de grootmoeder van moederszijde. Deze traditie maakt het onze misjpogologen gemakkelijk. In de toekomst met namen als Winston, Mike, Orith, Nir en Maoz is dit heel wat.
De Holocaust heeft grote Joodse families die eeuwenlang hier gewoond hebben of wel volledig uitgeroeid, gedecimeerd of wel enkele niet-Joodse nakomelingen overgelaten.
Hierna volgt een lijst van de families die hier vóór 1813 woonden en van wie ik de achterkleinkinderen heb gekend: Nathan David Bachrach, Abraham de Bruin, Nathan de Bruin, Aaron Cohen, Godschalk Marcus van Duuren, Levy Gomperts, Philip Heiman, Levy Jacobs, Samuel Levie, Abraham Levij, Noach Mendels, Abraham Mozes, Herz Nathan(s), Liefman Prins, weduwe Prins, Alexander Reens, Meijer Salomons, Salomon Salomons, David Vos en Michael Wolff.
Alle andere bekende Arnhemse Joodse namen zijn later hier gevestigd. Ook voor hen geldt wat ik hierboven schreef: velen zijn historie geworden. Ik kan het niet nalaten er een paar uit mijn hoofd op te noemen: Beem, Boers, Bos, Broekman, Dormits, Koppel, Kruyer, Pets, Roos en Schoonhoed. Maar ik zal het hoofdzakelijk over de eerstgenoemde groep hebben, waarvan de nakomelingen in mijn jeugd in de Arnhemse binnenstad woonden: Wielakkerstraat, Kerkstraat, Arke Noachstraat, Koningstraat, Klarestraat, Beekstraat, Nieuwstad, WeerdJesstraat, Langstraat, Oeverstraat, Roodenburgstraat, Turfstraat en Pastoorstraat.
Markant figuur
Een markante figuur was Benjamin Wolff (1854-1929). Hij was musicus, leidde een paar koren, was directeur van een fanfarekorps. Hij was de eerste die in ons land ziJn korps in uniform liet spelen. Hij gaf pianoles, maakte etalagekaartjes voor kleine winkeliers en voor analfabeten las en schreef hij brieven. Hij was en buitengewoon lelijke man, gezegend met een uitzonderlijk grote neus. Hij was in de hele stad bekend als de 'neus' Wolff. Zijn vrouw, Hanna Spier (1864-1943), was al niet veel knapper en hun dochter Fietje (1910-1943) had hun lelijkheid geërfd. Benjamin was daar heel realistisch in: "Mijn Fietje is zo lelijk dat ze niet zal trouwen en haar eigen brood zal moeten verdienen". Voor hem betekende dat als pianolerares. En zo werd Fietje al van heel Jong meisje af aan gedwongen, halve dagen achter de piano door te brengen.
Bij hen in huis woonde Elie Spier (1873-1942), de broer van zijn vrouw, vrijgezel en van beroep melkbezorger (op Pesach koosjere melk). Hij bezat de niet vleiende bijnaam van 'de schuimerd'. Daarmee wordt gesuggereerd dat deze doodeerlijke man bij het afmeten van de pintJes de melk liet schuimen om ziJn klanten een beetje te kort te doen. Wee, de kwajongen, die hij in handen kreeg na het roepen van dit woord. Zij woonden op een bovenhuis in de Klarestraat 3, die samen met de Nieuwstad het domein was van kleine Joodse winkeliers, meestal slagerijen of slagerijtjes.
Joodse school
In het begin van deze eeuw was hier de sigarenwinkel van de familie Gazan. Vader en dochter waren schoolmeester resp. schooljuffrouw van de 'Joodse school', de godsdienstschool op de Kippenmarkt, nu Broerestraat. Van beiden heb ik daar les gehad, alsook van de heren Linnewiel (hoofd der school en voorganger-gazan) en Koster. Meneer Linnewiel kon je als Je stout was soms een geraffineerd kneepje in je wang geven, dat behoorlijk pijn kon doen. Hij kon prachtig vertellen en dan zaten we om hem heen. Onder dat vertellen rookte hiJ een grote sigaar.
(Simon Nathans, zijn moeder Elisabeth [Betsie] Nathans-van Duren met in het midden de kleine Max Nathans, Josef Israëlslaan 95 omstreeks 1941, foto collectie Max Nathans)
Toen mij gevraagd werd naar het onderscheid tussen de gewone school en de Joodse school, zei ik:'Op de gewone school moet Je precies op tiJd komen, bij de Joodse school kom Je nooit te vroeg en nooit te laat." lk was toen een jaar of zeven en vond verder dat mijn vriendJes op de twee scholen zulke verschillende namen hadden. Fole (Rafael) de Bruin, Leiser Bachrach, Moosje Boers en Selig Jacobs vergeleken met Henk van der Meijden, Dick Albers en Wim Cosijnse. En er was nog een verschil: de Joodse meesters rookten sigaren en op de gewone school deden ze dat niet.
Slagerijen en slagerijtjes
In de Klarestraat zaten verder E.van Brink (fruit en groente), Offenbach (tweedehands kieren), meneer Horowitz (lotenverkoper) en verder samen met de Nieuwstad een stuk of tien slagerijtjes: Sam Salomons, bijgenaamd 'de Lekkerd', J0zef Dormits 'de Pofferd' (koosJer), Sally Levie 'de kleine Bul' (zijn broer Izak was 'de grote Bul') en Hartog Frankfort 'Kedolletje'.
Liepman Salomons, een patriarchale figuur, ome Liepman en tante Reintje hadden een lamsslagerij. Hun inwonende zoon Salomon werd nooit anders dan 'Poepie' genoemd, zijn zusters Naatje Poepie en Fietje Poepie.
(Slagerij Hein Levie in de Nieuwstad nummer 20, naast slagerij Marcus Nathans, de vader van Simon op nummer 22, jaren dertig, foto collectie Max Nathans)
Hein Levie 'Ome Hein van ome Bram heeft een neus van 1 meter lang' had ook een lamsslagerij, evenals Marcus Nathans 'de Witte Gevel, de Sabel' en Nathan Nathans 'de Boerekool'. Ome Lion Salomons (om het hoekje in de Walstraat) had eveneens een lamsslagerii. De 'meisjes' Salomons Fietje, Ali en Jetje hadden een koosjere broodjeswinkel. Bram Katz tenslotte, was paardenslager. Verder had Louis Nathans een echte volksfietsenzaak, hij verkocht al heel vroeg op afbetaling en heette de Kouwe Neus. Wolf, zijn zoon was erg populair. 'Rotje'Kellerman woonde op een bovenhuis evenals mijn grootvader van Duren
(Marcus Nathans en Elisabeth Nathans-van Duren)
door: Simon Nathans (1908-1991)
(ingezonden door Max Nathans, Israël)
Verwijzing
Voor het persoonlijke verhaal van Max Nathans op deze site, klik hier.
Verhalen →
Oud-Arnhemmer Max Nathans (1937) stuurde ons dit verhaal over het vooroorlogse Arnhem. Het is opgetekend door zijn vader Simon Nathans (1908-1991). Diens vader Marcus Nathans had in de Nieuwstad een slagerij. Max overleefde de oorlog in de onderduik, net als zijn ouders Simon en Elise, zijn ooms Nico en Bram en tante Nanny. Van de grote familie van moederskant (Cohen), kwam alleen een tante, een oom en een neef terug. Max woont tegenwoordig in Israël, maar is nog zeer betrokken bij Arnhem en de jaarlijkse herdenking bij het Joods Monument. Hieronder de jeugdherinneringen van zijn vader Simon.
In 1811 werd door Napoleon de Burgelijke Stand ingevoerd en de verplichting voor iedereen een familienaam aan te schaffen. Tot die tijd hadden de meeste Joden geen achternaam. Achter de voornaam kwam de naam van hun vader, al of niet met een 's' er achter: Nathan Baroech, Rika Baruch en Levie Baruch of N.Sanders, R.Sanders en L.Sanders.
Voor de voornamen gold vaak een eeuwenlange traditie: de oudste zoon kreeg de namen van de vader van de vader, de oudste dochter die van de grootmoeder van moederszijde. Deze traditie maakt het onze misjpogologen gemakkelijk. In de toekomst met namen als Winston, Mike, Orith, Nir en Maoz is dit heel wat.
De Holocaust heeft grote Joodse families die eeuwenlang hier gewoond hebben of wel volledig uitgeroeid, gedecimeerd of wel enkele niet-Joodse nakomelingen overgelaten.
Hierna volgt een lijst van de families die hier vóór 1813 woonden en van wie ik de achterkleinkinderen heb gekend: Nathan David Bachrach, Abraham de Bruin, Nathan de Bruin, Aaron Cohen, Godschalk Marcus van Duuren, Levy Gomperts, Philip Heiman, Levy Jacobs, Samuel Levie, Abraham Levij, Noach Mendels, Abraham Mozes, Herz Nathan(s), Liefman Prins, weduwe Prins, Alexander Reens, Meijer Salomons, Salomon Salomons, David Vos en Michael Wolff.
Alle andere bekende Arnhemse Joodse namen zijn later hier gevestigd. Ook voor hen geldt wat ik hierboven schreef: velen zijn historie geworden. Ik kan het niet nalaten er een paar uit mijn hoofd op te noemen: Beem, Boers, Bos, Broekman, Dormits, Koppel, Kruyer, Pets, Roos en Schoonhoed. Maar ik zal het hoofdzakelijk over de eerstgenoemde groep hebben, waarvan de nakomelingen in mijn jeugd in de Arnhemse binnenstad woonden: Wielakkerstraat, Kerkstraat, Arke Noachstraat, Koningstraat, Klarestraat, Beekstraat, Nieuwstad, WeerdJesstraat, Langstraat, Oeverstraat, Roodenburgstraat, Turfstraat en Pastoorstraat.
Markant figuur
Een markante figuur was Benjamin Wolff (1854-1929). Hij was musicus, leidde een paar koren, was directeur van een fanfarekorps. Hij was de eerste die in ons land ziJn korps in uniform liet spelen. Hij gaf pianoles, maakte etalagekaartjes voor kleine winkeliers en voor analfabeten las en schreef hij brieven. Hij was en buitengewoon lelijke man, gezegend met een uitzonderlijk grote neus. Hij was in de hele stad bekend als de 'neus' Wolff. Zijn vrouw, Hanna Spier (1864-1943), was al niet veel knapper en hun dochter Fietje (1910-1943) had hun lelijkheid geërfd. Benjamin was daar heel realistisch in: "Mijn Fietje is zo lelijk dat ze niet zal trouwen en haar eigen brood zal moeten verdienen". Voor hem betekende dat als pianolerares. En zo werd Fietje al van heel Jong meisje af aan gedwongen, halve dagen achter de piano door te brengen.
Bij hen in huis woonde Elie Spier (1873-1942), de broer van zijn vrouw, vrijgezel en van beroep melkbezorger (op Pesach koosjere melk). Hij bezat de niet vleiende bijnaam van 'de schuimerd'. Daarmee wordt gesuggereerd dat deze doodeerlijke man bij het afmeten van de pintJes de melk liet schuimen om ziJn klanten een beetje te kort te doen. Wee, de kwajongen, die hij in handen kreeg na het roepen van dit woord. Zij woonden op een bovenhuis in de Klarestraat 3, die samen met de Nieuwstad het domein was van kleine Joodse winkeliers, meestal slagerijen of slagerijtjes.
Joodse school
In het begin van deze eeuw was hier de sigarenwinkel van de familie Gazan. Vader en dochter waren schoolmeester resp. schooljuffrouw van de 'Joodse school', de godsdienstschool op de Kippenmarkt, nu Broerestraat. Van beiden heb ik daar les gehad, alsook van de heren Linnewiel (hoofd der school en voorganger-gazan) en Koster. Meneer Linnewiel kon je als Je stout was soms een geraffineerd kneepje in je wang geven, dat behoorlijk pijn kon doen. Hij kon prachtig vertellen en dan zaten we om hem heen. Onder dat vertellen rookte hiJ een grote sigaar.
(Simon Nathans, zijn moeder Elisabeth [Betsie] Nathans-van Duren met in het midden de kleine Max Nathans, Josef Israëlslaan 95 omstreeks 1941, foto collectie Max Nathans)
Toen mij gevraagd werd naar het onderscheid tussen de gewone school en de Joodse school, zei ik:'Op de gewone school moet Je precies op tiJd komen, bij de Joodse school kom Je nooit te vroeg en nooit te laat." lk was toen een jaar of zeven en vond verder dat mijn vriendJes op de twee scholen zulke verschillende namen hadden. Fole (Rafael) de Bruin, Leiser Bachrach, Moosje Boers en Selig Jacobs vergeleken met Henk van der Meijden, Dick Albers en Wim Cosijnse. En er was nog een verschil: de Joodse meesters rookten sigaren en op de gewone school deden ze dat niet.
Slagerijen en slagerijtjes
In de Klarestraat zaten verder E.van Brink (fruit en groente), Offenbach (tweedehands kieren), meneer Horowitz (lotenverkoper) en verder samen met de Nieuwstad een stuk of tien slagerijtjes: Sam Salomons, bijgenaamd 'de Lekkerd', J0zef Dormits 'de Pofferd' (koosJer), Sally Levie 'de kleine Bul' (zijn broer Izak was 'de grote Bul') en Hartog Frankfort 'Kedolletje'.
Liepman Salomons, een patriarchale figuur, ome Liepman en tante Reintje hadden een lamsslagerij. Hun inwonende zoon Salomon werd nooit anders dan 'Poepie' genoemd, zijn zusters Naatje Poepie en Fietje Poepie.
(Slagerij Hein Levie in de Nieuwstad nummer 20, naast slagerij Marcus Nathans, de vader van Simon op nummer 22, jaren dertig, foto collectie Max Nathans)
Hein Levie 'Ome Hein van ome Bram heeft een neus van 1 meter lang' had ook een lamsslagerij, evenals Marcus Nathans 'de Witte Gevel, de Sabel' en Nathan Nathans 'de Boerekool'. Ome Lion Salomons (om het hoekje in de Walstraat) had eveneens een lamsslagerii. De 'meisjes' Salomons Fietje, Ali en Jetje hadden een koosjere broodjeswinkel. Bram Katz tenslotte, was paardenslager. Verder had Louis Nathans een echte volksfietsenzaak, hij verkocht al heel vroeg op afbetaling en heette de Kouwe Neus. Wolf, zijn zoon was erg populair. 'Rotje'Kellerman woonde op een bovenhuis evenals mijn grootvader van Duren
(Marcus Nathans en Elisabeth Nathans-van Duren)
door: Simon Nathans (1908-1991)
(ingezonden door Max Nathans, Israël)
Verwijzing
Voor het persoonlijke verhaal van Max Nathans op deze site, klik hier.