menu  

Joods Monument Arnhem
Joods Monument Arnhem

 

 

 

 

Joodse Arnhemse scouts in de oorlog

Peter Jetten

 

Scouting Nederland is al enige tijd bezig om een overzicht te maken van scouts die actief waren in het verzet of op enigerlei wijze slachtoffer werden in de oorlog: tijdens hulpverlening, als militair, omdat ze joods waren of als burger. In Arnhem waren de Joodse families Cohen, Katzenstein en Kahané actief bij scouting. Ook Carel Kanstein, Max Wolff en Raf Silberberg waren lid. De redactie maakte aan de hand van de gegevens van Scouting Nederland een overzicht van hun lotgevallen, aangevuld met eigen onderzoek.


De familie Cohen
De Cohens woonden aan de Karthuizerstraat 41. Niet alleen de ouders Alexander Cohen en Henriette Margaretha Jeannette de Horst, maar ook hun kinderen Gé, Theo, Wil en Sonja waren actief bij scouting. Toen de bezetter in april 1941 scouting verbood, werden de ‘stamavonden’ niet meer in het troephuis gehouden, maar bij de leiders thuis. Op de avonden aan de Karthuizerstraat was Willy gastvrouw en zorgde voor thee en cacao.

(Advertentie Nieuwe Apeldoornse Courant, 5 augustus 1916)

Vader Alexander Cohen had samen met zijn ooms een zeilmakerij Cohen & co. Het kantoor en magazijn was aan de Oude Kraan 1 en de werkplaats zat in pakhuis Alpha op Rijnkade 12. Het was een handelsbedrijf voor scheepsbenodigdheden, maar het bedrijf leverde daarnaast zwepen en wagensmeer.

(Pakhuis Alpha in 1916, Rijnkade 12, foto Gelders Archief)

 

Vader Cohen maakte ook padvinderstenten en maakte hiervoor reclame. Aan het begin van de oorlog werden Joden opgeroepen een rugzak met benodigdheden klaar te hebben staan. De firma maakte deze rugzakken voor vertrek naar bijvoorbeeld kamp Westerbork.

(advertentie Arnhemse Courant)

 

Zoon Gerard (1915-1941)

Gerard (Gé) Alexander Cohen werd in 1935 vaandrig bij groep 5, de Zwervers. Drie jaar later werd hij hopman bij de Zwervers II en later bij de Zijpse Trekkers, waarvan ook de Joodse Arnhemmer C.F.L. Kanstein lid van was. Gerard werkte bij zijn vader in de zeilmakerij en was in oktober 1941 een van de eerste slachtoffers in Arnhem.


(Onder, krantenartikel september 1937)


 

Razzia

Op 7 en 8 oktober 1941 werden zeventig Joodse mannen in Gelderland opgepakt, onder wie zeven Arnhemmers. Gerard was één van hen. De bezetter wilde Joden angst aanjagen en ervoor zorgen dat ze zich vogelvrij voelden. De mannen werden in de Willemskazerne gevangen gezet en na een paar dagen op transport naar concentratiekamp Mauthausen gezet. Zij stierven daar aan ontberingen, de laatste in november.
Gé werd vermoord op 13 oktober 1941, hij werd 26 jaar. De getroffen families kregen in de late herfst en vroege winter van 1941 een bericht van overlijden waarin de naam Mauthausen genoemd wordt en een onwaarschijnlijke doodsoorzaak. Mauthausen kreeg daardoor een afschrikwekkende naam. 


(de Zijpse Trekkers tijdens een uitstapje op 23 en 24 maart 1940, met wollen kaki kleurige truien, 3e van rechts Max Wolff, beeld collectie Airborne Museum Hartenstein)


Dochters Willy (1919 -1943) en Sonja (1917 – 1943)
Willy (Wil) Cohen was van beroep kinderverzorgster, haar zus Sonja was kantoorbediende. Wil was akela bij groep 8, Wichard van Gelre. In het voorjaar van 1941 belandde zij in het ziekenhuis in Arnhem, zij leed aan suikerziekte. Na de razzia's in november en december 1942 moest zij naar het 'Jongenshuis' aan de Amsterdamseweg 1-3. Het Jongenshuis fungeerde tussen december 12 december 1942 en 9 april 1943 als doorgangsziekenhuis voor Joodse Arnhemmers met een broze gezondheid. Sonja en haar moeder waren toen al overgebracht naar Westerbork.
Op de natte Eerste Kerstdag van 1942 bezoeken drie jonge verkenners hun oud-akela Wil Cohen op kamer 25 van het 'verwaarloosde, sombere en ongezellige gebouw'. De kamer is geschikt voor 6 patienten, er liggen er 15. 'Een drukkende stemming slaat je tegemoet, bijna wezenloos kijken de mensen je aan, is dit een ziekenhuis of ...een gevangenis?', vermeldt het verslag dat van het bezoek werd gemaakt. 'Wil houdt zich kranig, tracht nog opgewekt te zijn en doet van hieruit voor haar ouders (in Westerbork) wat ze kan'.

(Amsterdamseweg 1-3 Villa Marguerita “het Jongenshuis” 1949 ©Gelders Archief)


Wil meende dat haar ouders en haar zus Sonja niet naar Polen gedeporteerd zouden worden als Sonja in Westerbork in de ziekenboeg kon werken. Zij probeerde samen met een voormalige medepatiënte een verpleegstersuniform bij elkaar te zoeken en naar Westerbork te sturen.  Het 'Jongenshuis' werd uiteindelijk leeggehaald en de patiénten naar Westerbork gestuurd. Wil en Sonja werden op 11 Juni 1943 in het concentratiekamp Sobibor vermoord. Wil werd 24 en Sonja 26 jaar.

(Voor de deur van Huis Zijpendaal in Arnhem 1932, v.l.n.r. Lienke Beudeker, Mieke Bondam, Willy Cohen, Marth Boltjes en Gonk Renssen, foto Joods Monument).

Zoon Theo (1925-1941)
Ook Theo zat bij scouting. Hij was klasgenoot en goede vriend van Max Wolff (Arnhem 1926), die ook bij de Trekkers zat. Theo werd afgevoerd naar vernietigingskamp Sobibor en werd op 16 juli 1943 vermoord. Hij werd 17 jaar oud.

(klassenfoto Joods lyceum half mei 1942, met Theo Cohen bovenste rij 4e van rechts en Max Wolff onderste rij 1e van rechts hurkend, collectie Max Wolff)

Cohen & Co
Na de oorlog, toen de gebroeders Cohen niet terugkeerden uit de concentratiekampen heeft Herman Verburg, die voor de oorlog werkzaam was bij Cohen & Co, de zaak overgenomen. De panden aan de Rijnkade en Oude Kraan waren verwoest. De zaak verhuisde naar de Spoorwegstraat waar naast de winkel ook een zeilmakerij was. De naam Cohen & Co is uit eerbetoon altijd gebleven.

 

Heinz en Eva Katzenstein

Heinz K.F. Katzenstein werd geboren op 11 juni 1920 in Berlijn. Hij is de zoon van Carl Katzenstein (1895-1980) en Käthe Johanna Salinger (1897- 1979). Hij heeft een zusje Eva Else, geboren op 1 december 1923. Zij gingen beiden in Berlijn op school. Hun ouders scheidden vóór 1933 en moeder hertrouwde met de jurist Ernst Leffmann (1899-1972). Hun biologische vader Carl Katzenstein emigreerde naar het toenmalige Palestina (het latere Israël). Moeder en stiefvader Ernst Leffmann vluchtten met Heinz en Eva in augustus 1933 naar Arnhem en gingen wonen op de Bakenbergseweg. Ernst begon een fabriek voor poetsextracten aan de Nieuwe Kade. Heinz ging naar de HBS aan de Schoolstraat en Eva aanvankelijk naar de lagere school aan de Brantsenstraat bij het station.(het “Tamboerbosje”)

 

Heinz en Eva werden lid van Scouting en waren mede hierdoor misschien snel ingeburgerd. Ze genoten van schoolfeesten in Nijmegen - waar ze op de fiets heengingen -, van de schoolfeesten van de HBS aan de Schoolstraat en van tweejaarlijkse dansfeesten van dansinstituut Wensink. Via vriendinnen van de kwekelingenschool aan de Weverstraat werd Eva lid van hun hockeyclub. De meisjes kwamen bij Eva thuis voor de gezelligheid. Heinz werd in november 1938 vaandrig bij “De Zwervers”, hij stopte eind 1940. Eva kreeg in 1942 een ’Sperre’ van de Joodsche Raad als hulp in de huishouding in het Joods bejaardenhuis aan de Marktstraat 5. Hierdoor hoefde ze (nog) niet naar Westerbork.

(Registratiekaart Eva Katzenstein, Arolsen archieven)


Heinz werd student scheikunde in Utrecht waar hij op enig moment op de Bolksbeekstraat 35 geregistreerd stond. Hij dook op eigen gelegenheid onder en kwam in Eerbeek terecht. Zijn grootouders van moeders kant, Sigmund Salinger en Toni Salinger-Menke, vluchtten na de Kristallnacht in 1938 ook naar Arnhem en kwamen te wonen op de Frans Halsstraat 42. Zij pleegden in oktober 1942 zelfmoord, omdat ze te horen hadden gekregen dat ze de volgende dag zouden worden opgepakt om gedeporteerd te worden. In december 1942 doken Eva en haar ouders onder bij de familie Van der Meulen op de Weg langs Klim en Dal 1 nabij de Amsterdamseweg. 

(Weg langs Klim en Dal 1 in 2020)

 
Toen dit huis gevorderd werd, kregen de bewoners een veel kleiner huis in de Hoogkamp toegewezen, waar eigenlijk geen plaats was voor onderduikers. Door een ongelukkig toeval met een adressenboekje werden de heer van der Meulen, de Leffmanns en Eva in oktober 1943 opgepakt. Van der Meulen werd naar kamp Vught gestuurd, Eva en haar ouders naar kamp Westerbork en later naar concentratiekamp Bergen Belsen. In april 1945 werd Bergen Belsen ontruimd en werden de Leffmanns met Eva in een trein gezet die mogelijk als bestemming Theresienstadt had; het zogeheten “Verloren transport”. De trein strandde na een zwerftocht van dertien dagen nabij Tröbitz, omdat de Elsterbrug was opgeblazen en de gevangenen werden door het Rode Leger bevrijd. Eva en haar ouders keerden via Vaals (Mamelis) in 1945 naar Arnhem terug.

 

Heinz overleefde in de onderduik en woonde na de oorlog als huisarts aan het Oranjepark (Regentesselaan 18) in Apeldoorn. Hij trouwde met Antoinette (Tons) Hartogs (1926-2022), dochter van dokter Hartogs van de Sonsbeekweg, o.a.huisarts en bedrijfsarts bij de ENKA. Zij kregen drie dochters. Heinz was jaren districtscommissaris van de padvinderij en o.a. ook voorzitter van de Liberaal Joodse Gemeente Gelderland (LJGG). Hij overleed in juli 2006 in Apeldoorn, zijn vrouw Tons in december 2022.

 

Eva en haar ouders overleefden eveneens. Ze trouwde na de oorlog met Rudolf (Rudi) Numann. Zij kregen twee zonen. Eva was enige tijd bestuurlijk actief bij de padvinderijgroep “De Bataven” in Hengelo. Eva overleed op 23 juni 2009 in Hengelo, haar man Rudi in 1991. 

Herbert Kahané (1926-1945)

Herbert Kahané werd geboren in Ede. Hij was scout bij de Veluwse Verkenners in Arnhem. In het boek ‘De Stille slag’ van Margo Klijn staat vermeld dat hij op een gegeven moment een prijs wint, omdat hij zijn haar het kortst geknipt heeft.

(Herbert Kahané, foto Joods monument)

 
Herbert was de zoon van Jozef (Jo) Kahané (1897-1945) en Dora Zimmer. Zij huwden in 1921 in Ede en gingen wonen aan de Van Huevenstraat 62 in Arnhem. Ze hadden drie kinderen: Balfour Israël (Balfy), Herbert Samuel en Sasha, die nog thuis woonde. Aan de namen van de jongens te zien moeten de ouders overtuigde zionisten zijn geweest. Max Wolff ((Arnhem 1926) was klasgenoot van Herbert en kende hem goed.


Vader Jo stond met zijn gezin op de Calmeijerlijst. Deze bestond uit verzoekschriften om herziening van de registratie als Jood. Je kreeg dan een ‘Sperre’ en je hoefde niet naar kamp Westerbork.

(Briefkaart van Jo, Dora, Sasha en Herbert Kahane uit Westerbork aan Louis en Alice Polak, 1943)

 

Helaas mocht dit niet baten. De ouders Jo en Dora en de kinderen Herbert en Sasha werden in Arnhem opgepakt en via kamp Westerbork op transport gesteld naar concentratiekamp Theresienstadt. Jo en Herbert werden met het 2e transport Terezin op 20 oktober 1944 vanuit Theresienstadt naar concentratiekamp Auschwitz gebracht. Ze werden daar op 28 februari 1945 vermoord. Herbert werd 18 jaar, zijn vader Jo werd 47 jaar.

 

Moeder Dora en dochter Sasha overleefden het kamp. Sasha maakte de zionistische droom waar. Ze vertrok kort na de oorlog naar Israël en zou daar de rest van haar leven blijven.

 

Broer Balfour (Balfy) Israël Kahané (1923-1943) was leerling van de vierde klas van het Joods Lyceum. De bezetter eiste in de zomer van 1941 de oprichting van een 'Joodse' scholen, met als doel de Joodse kinderen te isoleren. Balfy ging naar het Joods lyceum aan de Marktstraat 12. Hij staat op onderstaande klassenfoto van zomer 1942.

(Zomer 1942, klassenfoto Joods Lyceum met Balfy Kahané middenrij tweede van links, foto Gelders Archief)


Later was Balfy leerling-technicus en werkte bij de Algemene Kunstzijde Unie (AKU). Hij was actief in een verzetsgroep die onder meer joodse onderduikers hielp. Op 20 april 1943 werd hij in Arnhem opgepakt en in het Huis van Bewaring opgesloten. Via de strafgevangenis in Scheveningen en kamp Westerbork werd Balfy op transport naar Sobibor gezet. Daar werd hij op 21 mei 1943 vermoord, 20 jaar oud. Hij en zijn broer Herbert staan vermeld op het Joods (digitaal) monument in Ede.


(Linksboven de namen van Herbert en Balfour Kahané op het gedenkteken Joods Monument Ede, foto stichting Joods Monument Ede)

 

Carel Kanstein
Carel (Frederik Leonard) Kanstein (1920-2016) woonde met zijn ouders en zjn twee zussen op de Heemstralaan. Zij waren familie van Sieg Kanstein, zwager van Max Wolff. Zijn vader Frits was in 1938 voorzitter van het groepscomité van de Zwervers. Zijn moeder Agnes Kanstein-Koperman was penningmeester van de afdeling Arnhem 'der Vereeniging Het Nederlandsche Meisjesgilde' de Arnhemsche padvindsters.
In 1938 kreeg Carel zijn erkenning als vaandrig bij de Zwervers samen met Heinz Katzenstein. Zij volgden Gé Cohen op, die hopman werd van de Zwervers II. De groep verzamelde in 1939 lectuur in voor gemobiliseerde militairen. In oktober 1940 stopte hij als leiding. In een krantenbericht uit 1940 wordt Carel vermeld als lid en gevolmachtigde van de Zwervers.

(Krantenbericht 1940)


Carel moest waarschijnlijk onderduiken en overleefde de oorlog. Zijn ouders Frederik Isidor Julius Kanstein (Frits) Kanstein en Agnes Josephine Koperberg kwamen via Westerbork in Theresienstadt terecht en overleefden eveneens, zo ook zijn zus Albertine Josephine Kanstein (1923-2017). Zij trouwde met Will Marie Otto (1919-2008)

 

Voor het studiejaar 1940-1941 had Carel zich al ingeschreven bij de Landbouw Hogeschool Wageningen richting tuinbouw/tropische bosbouw. Na de oorlog pakte hij zijn opleiding weer op en publiceerde in 1950 een studie over plantenveredeling. In 1951 studeerde hij af en trouwde in Arnhem met Geertje Koch. Zij bezocht het Stedelijk Gymnasium In Arnhem (1933). Het echtpaar vertrok nog in 1951 naar Sumatra (Indonesië). Zij kregen drie kinderen. In 1958 verhuisden zij naar Washington, waar Carel als landbouwkundige attaché verbonden was aan de Nederlandse ambassade. In de zestiger jaren keerden zij naar Nederland terug en woonden in Velp en Bathmen (1995). Carel overleed in 2016.

 

Max Wolff

Max Wolff (1926) was tussen zijn 12e en 16e jaar lid van de Zijpse Trekkers. Zijn ouders waren Bernard M. Wolff en Rosalia Israëls. Het gezin telde nog twee dochters. Ze woonden aan de Sweerts de Landasstraat 11.

(Max Wolff voor het ouderlijk huis omstreeks 1938, op weg naar het scoutingkamp, foto collectie Max Wolff)


Max was 14 toen de oorlog uitbrak, hij moest in 1941 naar het Joods lyceum, waar hij met een andere Zijpse trekker Theo Cohen in de klas zat, zoals te zien is op de klassenfoto elders in dit artikel. Max overleefde de oorlog. Zijn verhaal is eerder op deze site gepubliceerd. Klik hier.

 

Raf Silberberg

Heinz Rafael (Raffy) Silberberg (1920- 1942) werd geboren in Berlijn. Hij was de zoon van Ludwig Silberberg, ingenieur bij de AKU en Emma Ilse Plaut. Hij verhuisde in 1927 met zijn ouders en zijn zus Hanna naar Nederland en woonde in Arnhem laatstelijk (1941) aan de Bovenbrugstraat 9. Raffy zat op HBS aan de Schoolstraat en was vaandrig bij de Veluwse verkenners. Hij was goed bevriend met Bert Gorissen die samen met hem bij Scouting zat. Hij was lid van de Vikingstam.

(Raffy Silberberg met zijn ouders en zus Hanna, foto Joods Monument) 


In 1942 trouwde Raffy met Jette Rachel Hoogstraal, de jongste dochter van Salomon en Carolina Hoogstraal. Ze verhuisden naar Amsterdam. Toen duidelijk werd dat de Amsterdamse Joden moesten onderduiken, vroeg Raffy's vader aan Bert Gorissen of hij Raffy en zijn vrouw wilde opvangen. Bert ging naar Amsterdam om hen op te halen. Ze keerden per trein terug naar Arnhem, hoewel het voor Joden verboden was om met het openbaar vervoer te reizen. Bij aankomst in Arnhem begeleidde Bert hen elk naar een ander adres.

 

Raffy deed een poging om naar Zweden te ontkomen, maar werd gevangen genomen en gedeporteerd. Hij kwam kwam terecht in concentratiekamp Mauthausen en werd daar op 10 November 1942 vermoord. Raffy werd 21 jaar.

(Jetty Hoogstraal met David Lanir Parijs 1947, beeld Ghetto Fighters House Archief) 

Ook zijn vader en moeder werden vermoord, zij overleven Bergen-Belsen niet. Zus Hanna overleeft, maar kan het leven na de oorlog moeilijk aan. Raffy's vrouw Jette Hoogstraal (1920-1998) dook als Jeanette Oostra in 1942 onder in Arnhem en Eerbeek bij de familie Bep en Gerrit van der Burgh. Ze was in opleiding als verpleegkundige, trouwde na de oorlog met David Lanir (1918-2009). David werkte in Parijs voor een zionistische organisatie. Ze emigreerden in 1947 naar Israel en kregen drie kinderen. Jetty (Yael) bleef in contact met Bert Gorissen en het echtpaar van der Burgh. Yad Vashem erkende hen als Rechtvaardige onder de Volkeren.

 

Hugo van Perlstein
Hugo Moritz van Perlstein is geboren op 9 april 1920 in Arnhem. Hij was het enig kind van Philip Joseph van Perlstein en Rosa Johanna Gompertz. De familie was joods en zijn vader had een winkel in ijzerwaren. Hugo was scout in Arnhem. Hij ging naar de MULO en liep stage bij de Bijenkorf in Amsterdam. Hij ging als bedrijfsleider werken in de zaak van zijn vader. Voor zijn dienstplicht kwam hij in 1938 bij de 8e RI in Bussum. Tijdens de mobilisatie was hij Korporaal in Bergen aan Zee. Na de demobilisatie kwam hij weer in de zaak op de Turfstraat terecht.


Hij verliet Nederland op 24 april 1942 als Engelandvaarder en volgde de zuidelijke route. Hij kwam via België, Frankrijk aan in Zwitserland. Tijdens zijn verblijf in Zwitserland volgde hij tot 17 november 1943 een opleiding aan de Hogere Handelsschool in Lausanne. Vervolgens ging hij via Frankrijk en Spanje naar Gibraltar en vertrok van daar naar Engeland waar hij op 16 maart 1944 aankwam. In Engeland werden de Engelandvaarders verhoord door de Britse veiligheidsdienst MI5 en daarna door de Nederlandse veiligheidsdienst. De verhoren van de Nederlandse veiligheidsdienst zijn bewaard gebleven. Daar werd hij gerekruteerd om te vliegen voor de RAF. Zijn functie was boordschutter.

Zijn ouders doken onder. In september 1942 werd in het Algemeen politieblad nr 37 een bericht opgenomen: De Hoofdcommissaris van Politie te Arnhem verzocht opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Joseph Adolf van Perlstein en zijn echtgenote Rosa Johanna Gompertz, beiden wonende te Arnhem. Zij werden ervan verdacht van woonplaats te zijn veranderd zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben verkregen. Met deze omschrijving werden joden aangeduid die waren ondergedoken. Het echtpaar werd verraden en afgevoerd naar concentratiekamp Auschwitz waar zijn ouders op 10 september 1943 werden vermoord.

 

Na de oorlog keerde Hugo terug naar Nederland en werkte daar nog een jaar of vijf tot hij besloot naar de VS te vertrekken. In Brooklyn ontmoette bij mevrouw de Kadt die ook uit Arnhem kwam en hij trouwde in 1955 met haar dochter Mathilde. Ze kregen twee dochters. Ze woonden drie jaar in Hartsdalen en verhuisden toen naar Pleasantville, New York, waar Hugo bij Reader's Digest ging werken in de computers. Na 25 jaar ging hij met pensioen en had tijd voor zijn hobby’s; tuinieren, fietsen, skiën, meubels maken, postzegels verzamelen en fotografie.

(Graf Hugo en Mathilde van Perlstein in Hartsdale, Findagrave)


Hugo ontving na de oorlog het verzetsherdenkingskruis. Hij overleed op 13 januari 2015 op 94-jarige leeftijd. Hij werd begraven op het Ferncliff Cemetery and Mausoleum in Hartsdale, New York.

 

januari 2023 - aanvulling maart 2024


(met dank aan Fedde Boersma)

 

Bronnen

 

Joodse scouts - Vrijheid in Herdenken (scouting.nl) 

 

Correspondentie met Fedde Boersma, directeur Scouting Nederland, project scouts in de oorlog, december 2022- februari 2023 - maart 2024


https://stichtingjoodsmonumentede.nl/monument

 

https://gemeentearchief.ede.nl/geschiedenis/digitaal-joods-monument


Margo Klijn, De stille slag. Joodse Arnhemmers 1933-1945 Westervoort [Arnhem], 2003 / 2014

 

Wat weten we van de Padvindersgroep “de Zwervers”? Een overzicht van oude krantenartikelen, d.d. 21 augustus 2021 met vermelding van Gerard A.(Gé) Cohen, Heinz Katzenstein en C.F.L. Kanstein.

 

Voor de padvindersgroepen van de NPV in het District Groot Arnhem, zie het Geuzenarchief.

 

Correspondentie met Irene Katzenstein, Beate Katzenstein en Ernst Numann, november 2023


Joods Monument Arnhem - Verhalen - Het oorlogsverhaal van Max Wolff

 

Correspondentie redactie met Max Wolff te Arnhem, januari 2023

 

'Kerst Goede Daad 1942', artikel over Wiily Cohen, uit: KIM. Districtsblad van het district Arnhem der vereniging: De Nederlandsche padvinders; red.: H. Snoek, H. Stam, J. van Bentum, nummer 2 december 1945

 

David Lanir en Jetty Hoogstraal -Lanir, Ghetto Fighters House Archief 

 

Verwijzingen

Op de website van www.angerenstein-arnhem.nl/historie is een verwijzing opgenomen naar dit artikel onder de titel de Familie Cohen, Karthuizerstraat 41


Verwijzing

Op de persoonlijke pagina's van de volgende personen (rubriek 'namen') wordt verwezen naar dit verhaal. Het betreft: Gerard Alexander Cohen, Sonja Cohen, Willy Cohen, Theodoor Carel Cohen, Alexander Cohen, Henriette Margaretha Cohen-van der Horst; Balfour Kahané, Herbert Samuel Kahané en Jozef Kahané; Sigmund Samuel Salinger, Antonia Salinger-Menke; Ludwig Silberberg en Emma Silberberg-Plaut; Pauline Schlochauer-Silberberg; Philip Jozeph Adolf van Perlstein; Rosa Johanna van Perstein-Gompertz.

Verhalen

Joodse Arnhemse scouts in de oorlog

Peter Jetten

 

Scouting Nederland is al enige tijd bezig om een overzicht te maken van scouts die actief waren in het verzet of op enigerlei wijze slachtoffer werden in de oorlog: tijdens hulpverlening, als militair, omdat ze joods waren of als burger. In Arnhem waren de Joodse families Cohen, Katzenstein en Kahané actief bij scouting. Ook Carel Kanstein, Max Wolff en Raf Silberberg waren lid. De redactie maakte aan de hand van de gegevens van Scouting Nederland een overzicht van hun lotgevallen, aangevuld met eigen onderzoek.


De familie Cohen
De Cohens woonden aan de Karthuizerstraat 41. Niet alleen de ouders Alexander Cohen en Henriette Margaretha Jeannette de Horst, maar ook hun kinderen Gé, Theo, Wil en Sonja waren actief bij scouting. Toen de bezetter in april 1941 scouting verbood, werden de ‘stamavonden’ niet meer in het troephuis gehouden, maar bij de leiders thuis. Op de avonden aan de Karthuizerstraat was Willy gastvrouw en zorgde voor thee en cacao.

(Advertentie Nieuwe Apeldoornse Courant, 5 augustus 1916)

Vader Alexander Cohen had samen met zijn ooms een zeilmakerij Cohen & co. Het kantoor en magazijn was aan de Oude Kraan 1 en de werkplaats zat in pakhuis Alpha op Rijnkade 12. Het was een handelsbedrijf voor scheepsbenodigdheden, maar het bedrijf leverde daarnaast zwepen en wagensmeer.

(Pakhuis Alpha in 1916, Rijnkade 12, foto Gelders Archief)

 

Vader Cohen maakte ook padvinderstenten en maakte hiervoor reclame. Aan het begin van de oorlog werden Joden opgeroepen een rugzak met benodigdheden klaar te hebben staan. De firma maakte deze rugzakken voor vertrek naar bijvoorbeeld kamp Westerbork.

(advertentie Arnhemse Courant)

 

Zoon Gerard (1915-1941)

Gerard (Gé) Alexander Cohen werd in 1935 vaandrig bij groep 5, de Zwervers. Drie jaar later werd hij hopman bij de Zwervers II en later bij de Zijpse Trekkers, waarvan ook de Joodse Arnhemmer C.F.L. Kanstein lid van was. Gerard werkte bij zijn vader in de zeilmakerij en was in oktober 1941 een van de eerste slachtoffers in Arnhem.


(Onder, krantenartikel september 1937)


 

Razzia

Op 7 en 8 oktober 1941 werden zeventig Joodse mannen in Gelderland opgepakt, onder wie zeven Arnhemmers. Gerard was één van hen. De bezetter wilde Joden angst aanjagen en ervoor zorgen dat ze zich vogelvrij voelden. De mannen werden in de Willemskazerne gevangen gezet en na een paar dagen op transport naar concentratiekamp Mauthausen gezet. Zij stierven daar aan ontberingen, de laatste in november.
Gé werd vermoord op 13 oktober 1941, hij werd 26 jaar. De getroffen families kregen in de late herfst en vroege winter van 1941 een bericht van overlijden waarin de naam Mauthausen genoemd wordt en een onwaarschijnlijke doodsoorzaak. Mauthausen kreeg daardoor een afschrikwekkende naam. 


(de Zijpse Trekkers tijdens een uitstapje op 23 en 24 maart 1940, met wollen kaki kleurige truien, 3e van rechts Max Wolff, beeld collectie Airborne Museum Hartenstein)


Dochters Willy (1919 -1943) en Sonja (1917 – 1943)
Willy (Wil) Cohen was van beroep kinderverzorgster, haar zus Sonja was kantoorbediende. Wil was akela bij groep 8, Wichard van Gelre. In het voorjaar van 1941 belandde zij in het ziekenhuis in Arnhem, zij leed aan suikerziekte. Na de razzia's in november en december 1942 moest zij naar het 'Jongenshuis' aan de Amsterdamseweg 1-3. Het Jongenshuis fungeerde tussen december 12 december 1942 en 9 april 1943 als doorgangsziekenhuis voor Joodse Arnhemmers met een broze gezondheid. Sonja en haar moeder waren toen al overgebracht naar Westerbork.
Op de natte Eerste Kerstdag van 1942 bezoeken drie jonge verkenners hun oud-akela Wil Cohen op kamer 25 van het 'verwaarloosde, sombere en ongezellige gebouw'. De kamer is geschikt voor 6 patienten, er liggen er 15. 'Een drukkende stemming slaat je tegemoet, bijna wezenloos kijken de mensen je aan, is dit een ziekenhuis of ...een gevangenis?', vermeldt het verslag dat van het bezoek werd gemaakt. 'Wil houdt zich kranig, tracht nog opgewekt te zijn en doet van hieruit voor haar ouders (in Westerbork) wat ze kan'.

(Amsterdamseweg 1-3 Villa Marguerita “het Jongenshuis” 1949 ©Gelders Archief)


Wil meende dat haar ouders en haar zus Sonja niet naar Polen gedeporteerd zouden worden als Sonja in Westerbork in de ziekenboeg kon werken. Zij probeerde samen met een voormalige medepatiënte een verpleegstersuniform bij elkaar te zoeken en naar Westerbork te sturen.  Het 'Jongenshuis' werd uiteindelijk leeggehaald en de patiénten naar Westerbork gestuurd. Wil en Sonja werden op 11 Juni 1943 in het concentratiekamp Sobibor vermoord. Wil werd 24 en Sonja 26 jaar.

(Voor de deur van Huis Zijpendaal in Arnhem 1932, v.l.n.r. Lienke Beudeker, Mieke Bondam, Willy Cohen, Marth Boltjes en Gonk Renssen, foto Joods Monument).

Zoon Theo (1925-1941)
Ook Theo zat bij scouting. Hij was klasgenoot en goede vriend van Max Wolff (Arnhem 1926), die ook bij de Trekkers zat. Theo werd afgevoerd naar vernietigingskamp Sobibor en werd op 16 juli 1943 vermoord. Hij werd 17 jaar oud.

(klassenfoto Joods lyceum half mei 1942, met Theo Cohen bovenste rij 4e van rechts en Max Wolff onderste rij 1e van rechts hurkend, collectie Max Wolff)

Cohen & Co
Na de oorlog, toen de gebroeders Cohen niet terugkeerden uit de concentratiekampen heeft Herman Verburg, die voor de oorlog werkzaam was bij Cohen & Co, de zaak overgenomen. De panden aan de Rijnkade en Oude Kraan waren verwoest. De zaak verhuisde naar de Spoorwegstraat waar naast de winkel ook een zeilmakerij was. De naam Cohen & Co is uit eerbetoon altijd gebleven.

 

Heinz en Eva Katzenstein

Heinz K.F. Katzenstein werd geboren op 11 juni 1920 in Berlijn. Hij is de zoon van Carl Katzenstein (1895-1980) en Käthe Johanna Salinger (1897- 1979). Hij heeft een zusje Eva Else, geboren op 1 december 1923. Zij gingen beiden in Berlijn op school. Hun ouders scheidden vóór 1933 en moeder hertrouwde met de jurist Ernst Leffmann (1899-1972). Hun biologische vader Carl Katzenstein emigreerde naar het toenmalige Palestina (het latere Israël). Moeder en stiefvader Ernst Leffmann vluchtten met Heinz en Eva in augustus 1933 naar Arnhem en gingen wonen op de Bakenbergseweg. Ernst begon een fabriek voor poetsextracten aan de Nieuwe Kade. Heinz ging naar de HBS aan de Schoolstraat en Eva aanvankelijk naar de lagere school aan de Brantsenstraat bij het station.(het “Tamboerbosje”)

 

Heinz en Eva werden lid van Scouting en waren mede hierdoor misschien snel ingeburgerd. Ze genoten van schoolfeesten in Nijmegen - waar ze op de fiets heengingen -, van de schoolfeesten van de HBS aan de Schoolstraat en van tweejaarlijkse dansfeesten van dansinstituut Wensink. Via vriendinnen van de kwekelingenschool aan de Weverstraat werd Eva lid van hun hockeyclub. De meisjes kwamen bij Eva thuis voor de gezelligheid. Heinz werd in november 1938 vaandrig bij “De Zwervers”, hij stopte eind 1940. Eva kreeg in 1942 een ’Sperre’ van de Joodsche Raad als hulp in de huishouding in het Joods bejaardenhuis aan de Marktstraat 5. Hierdoor hoefde ze (nog) niet naar Westerbork.

(Registratiekaart Eva Katzenstein, Arolsen archieven)


Heinz werd student scheikunde in Utrecht waar hij op enig moment op de Bolksbeekstraat 35 geregistreerd stond. Hij dook op eigen gelegenheid onder en kwam in Eerbeek terecht. Zijn grootouders van moeders kant, Sigmund Salinger en Toni Salinger-Menke, vluchtten na de Kristallnacht in 1938 ook naar Arnhem en kwamen te wonen op de Frans Halsstraat 42. Zij pleegden in oktober 1942 zelfmoord, omdat ze te horen hadden gekregen dat ze de volgende dag zouden worden opgepakt om gedeporteerd te worden. In december 1942 doken Eva en haar ouders onder bij de familie Van der Meulen op de Weg langs Klim en Dal 1 nabij de Amsterdamseweg. 

(Weg langs Klim en Dal 1 in 2020)

 
Toen dit huis gevorderd werd, kregen de bewoners een veel kleiner huis in de Hoogkamp toegewezen, waar eigenlijk geen plaats was voor onderduikers. Door een ongelukkig toeval met een adressenboekje werden de heer van der Meulen, de Leffmanns en Eva in oktober 1943 opgepakt. Van der Meulen werd naar kamp Vught gestuurd, Eva en haar ouders naar kamp Westerbork en later naar concentratiekamp Bergen Belsen. In april 1945 werd Bergen Belsen ontruimd en werden de Leffmanns met Eva in een trein gezet die mogelijk als bestemming Theresienstadt had; het zogeheten “Verloren transport”. De trein strandde na een zwerftocht van dertien dagen nabij Tröbitz, omdat de Elsterbrug was opgeblazen en de gevangenen werden door het Rode Leger bevrijd. Eva en haar ouders keerden via Vaals (Mamelis) in 1945 naar Arnhem terug.

 

Heinz overleefde in de onderduik en woonde na de oorlog als huisarts aan het Oranjepark (Regentesselaan 18) in Apeldoorn. Hij trouwde met Antoinette (Tons) Hartogs (1926-2022), dochter van dokter Hartogs van de Sonsbeekweg, o.a.huisarts en bedrijfsarts bij de ENKA. Zij kregen drie dochters. Heinz was jaren districtscommissaris van de padvinderij en o.a. ook voorzitter van de Liberaal Joodse Gemeente Gelderland (LJGG). Hij overleed in juli 2006 in Apeldoorn, zijn vrouw Tons in december 2022.

 

Eva en haar ouders overleefden eveneens. Ze trouwde na de oorlog met Rudolf (Rudi) Numann. Zij kregen twee zonen. Eva was enige tijd bestuurlijk actief bij de padvinderijgroep “De Bataven” in Hengelo. Eva overleed op 23 juni 2009 in Hengelo, haar man Rudi in 1991. 

Herbert Kahané (1926-1945)

Herbert Kahané werd geboren in Ede. Hij was scout bij de Veluwse Verkenners in Arnhem. In het boek ‘De Stille slag’ van Margo Klijn staat vermeld dat hij op een gegeven moment een prijs wint, omdat hij zijn haar het kortst geknipt heeft.

(Herbert Kahané, foto Joods monument)

 
Herbert was de zoon van Jozef (Jo) Kahané (1897-1945) en Dora Zimmer. Zij huwden in 1921 in Ede en gingen wonen aan de Van Huevenstraat 62 in Arnhem. Ze hadden drie kinderen: Balfour Israël (Balfy), Herbert Samuel en Sasha, die nog thuis woonde. Aan de namen van de jongens te zien moeten de ouders overtuigde zionisten zijn geweest. Max Wolff ((Arnhem 1926) was klasgenoot van Herbert en kende hem goed.


Vader Jo stond met zijn gezin op de Calmeijerlijst. Deze bestond uit verzoekschriften om herziening van de registratie als Jood. Je kreeg dan een ‘Sperre’ en je hoefde niet naar kamp Westerbork.

(Briefkaart van Jo, Dora, Sasha en Herbert Kahane uit Westerbork aan Louis en Alice Polak, 1943)

 

Helaas mocht dit niet baten. De ouders Jo en Dora en de kinderen Herbert en Sasha werden in Arnhem opgepakt en via kamp Westerbork op transport gesteld naar concentratiekamp Theresienstadt. Jo en Herbert werden met het 2e transport Terezin op 20 oktober 1944 vanuit Theresienstadt naar concentratiekamp Auschwitz gebracht. Ze werden daar op 28 februari 1945 vermoord. Herbert werd 18 jaar, zijn vader Jo werd 47 jaar.

 

Moeder Dora en dochter Sasha overleefden het kamp. Sasha maakte de zionistische droom waar. Ze vertrok kort na de oorlog naar Israël en zou daar de rest van haar leven blijven.

 

Broer Balfour (Balfy) Israël Kahané (1923-1943) was leerling van de vierde klas van het Joods Lyceum. De bezetter eiste in de zomer van 1941 de oprichting van een 'Joodse' scholen, met als doel de Joodse kinderen te isoleren. Balfy ging naar het Joods lyceum aan de Marktstraat 12. Hij staat op onderstaande klassenfoto van zomer 1942.

(Zomer 1942, klassenfoto Joods Lyceum met Balfy Kahané middenrij tweede van links, foto Gelders Archief)


Later was Balfy leerling-technicus en werkte bij de Algemene Kunstzijde Unie (AKU). Hij was actief in een verzetsgroep die onder meer joodse onderduikers hielp. Op 20 april 1943 werd hij in Arnhem opgepakt en in het Huis van Bewaring opgesloten. Via de strafgevangenis in Scheveningen en kamp Westerbork werd Balfy op transport naar Sobibor gezet. Daar werd hij op 21 mei 1943 vermoord, 20 jaar oud. Hij en zijn broer Herbert staan vermeld op het Joods (digitaal) monument in Ede.


(Linksboven de namen van Herbert en Balfour Kahané op het gedenkteken Joods Monument Ede, foto stichting Joods Monument Ede)

 

Carel Kanstein
Carel (Frederik Leonard) Kanstein (1920-2016) woonde met zijn ouders en zjn twee zussen op de Heemstralaan. Zij waren familie van Sieg Kanstein, zwager van Max Wolff. Zijn vader Frits was in 1938 voorzitter van het groepscomité van de Zwervers. Zijn moeder Agnes Kanstein-Koperman was penningmeester van de afdeling Arnhem 'der Vereeniging Het Nederlandsche Meisjesgilde' de Arnhemsche padvindsters.
In 1938 kreeg Carel zijn erkenning als vaandrig bij de Zwervers samen met Heinz Katzenstein. Zij volgden Gé Cohen op, die hopman werd van de Zwervers II. De groep verzamelde in 1939 lectuur in voor gemobiliseerde militairen. In oktober 1940 stopte hij als leiding. In een krantenbericht uit 1940 wordt Carel vermeld als lid en gevolmachtigde van de Zwervers.

(Krantenbericht 1940)


Carel moest waarschijnlijk onderduiken en overleefde de oorlog. Zijn ouders Frederik Isidor Julius Kanstein (Frits) Kanstein en Agnes Josephine Koperberg kwamen via Westerbork in Theresienstadt terecht en overleefden eveneens, zo ook zijn zus Albertine Josephine Kanstein (1923-2017). Zij trouwde met Will Marie Otto (1919-2008)

 

Voor het studiejaar 1940-1941 had Carel zich al ingeschreven bij de Landbouw Hogeschool Wageningen richting tuinbouw/tropische bosbouw. Na de oorlog pakte hij zijn opleiding weer op en publiceerde in 1950 een studie over plantenveredeling. In 1951 studeerde hij af en trouwde in Arnhem met Geertje Koch. Zij bezocht het Stedelijk Gymnasium In Arnhem (1933). Het echtpaar vertrok nog in 1951 naar Sumatra (Indonesië). Zij kregen drie kinderen. In 1958 verhuisden zij naar Washington, waar Carel als landbouwkundige attaché verbonden was aan de Nederlandse ambassade. In de zestiger jaren keerden zij naar Nederland terug en woonden in Velp en Bathmen (1995). Carel overleed in 2016.

 

Max Wolff

Max Wolff (1926) was tussen zijn 12e en 16e jaar lid van de Zijpse Trekkers. Zijn ouders waren Bernard M. Wolff en Rosalia Israëls. Het gezin telde nog twee dochters. Ze woonden aan de Sweerts de Landasstraat 11.

(Max Wolff voor het ouderlijk huis omstreeks 1938, op weg naar het scoutingkamp, foto collectie Max Wolff)


Max was 14 toen de oorlog uitbrak, hij moest in 1941 naar het Joods lyceum, waar hij met een andere Zijpse trekker Theo Cohen in de klas zat, zoals te zien is op de klassenfoto elders in dit artikel. Max overleefde de oorlog. Zijn verhaal is eerder op deze site gepubliceerd. Klik hier.

 

Raf Silberberg

Heinz Rafael (Raffy) Silberberg (1920- 1942) werd geboren in Berlijn. Hij was de zoon van Ludwig Silberberg, ingenieur bij de AKU en Emma Ilse Plaut. Hij verhuisde in 1927 met zijn ouders en zijn zus Hanna naar Nederland en woonde in Arnhem laatstelijk (1941) aan de Bovenbrugstraat 9. Raffy zat op HBS aan de Schoolstraat en was vaandrig bij de Veluwse verkenners. Hij was goed bevriend met Bert Gorissen die samen met hem bij Scouting zat. Hij was lid van de Vikingstam.

(Raffy Silberberg met zijn ouders en zus Hanna, foto Joods Monument) 


In 1942 trouwde Raffy met Jette Rachel Hoogstraal, de jongste dochter van Salomon en Carolina Hoogstraal. Ze verhuisden naar Amsterdam. Toen duidelijk werd dat de Amsterdamse Joden moesten onderduiken, vroeg Raffy's vader aan Bert Gorissen of hij Raffy en zijn vrouw wilde opvangen. Bert ging naar Amsterdam om hen op te halen. Ze keerden per trein terug naar Arnhem, hoewel het voor Joden verboden was om met het openbaar vervoer te reizen. Bij aankomst in Arnhem begeleidde Bert hen elk naar een ander adres.

 

Raffy deed een poging om naar Zweden te ontkomen, maar werd gevangen genomen en gedeporteerd. Hij kwam kwam terecht in concentratiekamp Mauthausen en werd daar op 10 November 1942 vermoord. Raffy werd 21 jaar.

(Jetty Hoogstraal met David Lanir Parijs 1947, beeld Ghetto Fighters House Archief) 

Ook zijn vader en moeder werden vermoord, zij overleven Bergen-Belsen niet. Zus Hanna overleeft, maar kan het leven na de oorlog moeilijk aan. Raffy's vrouw Jette Hoogstraal (1920-1998) dook als Jeanette Oostra in 1942 onder in Arnhem en Eerbeek bij de familie Bep en Gerrit van der Burgh. Ze was in opleiding als verpleegkundige, trouwde na de oorlog met David Lanir (1918-2009). David werkte in Parijs voor een zionistische organisatie. Ze emigreerden in 1947 naar Israel en kregen drie kinderen. Jetty (Yael) bleef in contact met Bert Gorissen en het echtpaar van der Burgh. Yad Vashem erkende hen als Rechtvaardige onder de Volkeren.

 

Hugo van Perlstein
Hugo Moritz van Perlstein is geboren op 9 april 1920 in Arnhem. Hij was het enig kind van Philip Joseph van Perlstein en Rosa Johanna Gompertz. De familie was joods en zijn vader had een winkel in ijzerwaren. Hugo was scout in Arnhem. Hij ging naar de MULO en liep stage bij de Bijenkorf in Amsterdam. Hij ging als bedrijfsleider werken in de zaak van zijn vader. Voor zijn dienstplicht kwam hij in 1938 bij de 8e RI in Bussum. Tijdens de mobilisatie was hij Korporaal in Bergen aan Zee. Na de demobilisatie kwam hij weer in de zaak op de Turfstraat terecht.


Hij verliet Nederland op 24 april 1942 als Engelandvaarder en volgde de zuidelijke route. Hij kwam via België, Frankrijk aan in Zwitserland. Tijdens zijn verblijf in Zwitserland volgde hij tot 17 november 1943 een opleiding aan de Hogere Handelsschool in Lausanne. Vervolgens ging hij via Frankrijk en Spanje naar Gibraltar en vertrok van daar naar Engeland waar hij op 16 maart 1944 aankwam. In Engeland werden de Engelandvaarders verhoord door de Britse veiligheidsdienst MI5 en daarna door de Nederlandse veiligheidsdienst. De verhoren van de Nederlandse veiligheidsdienst zijn bewaard gebleven. Daar werd hij gerekruteerd om te vliegen voor de RAF. Zijn functie was boordschutter.

Zijn ouders doken onder. In september 1942 werd in het Algemeen politieblad nr 37 een bericht opgenomen: De Hoofdcommissaris van Politie te Arnhem verzocht opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Joseph Adolf van Perlstein en zijn echtgenote Rosa Johanna Gompertz, beiden wonende te Arnhem. Zij werden ervan verdacht van woonplaats te zijn veranderd zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben verkregen. Met deze omschrijving werden joden aangeduid die waren ondergedoken. Het echtpaar werd verraden en afgevoerd naar concentratiekamp Auschwitz waar zijn ouders op 10 september 1943 werden vermoord.

 

Na de oorlog keerde Hugo terug naar Nederland en werkte daar nog een jaar of vijf tot hij besloot naar de VS te vertrekken. In Brooklyn ontmoette bij mevrouw de Kadt die ook uit Arnhem kwam en hij trouwde in 1955 met haar dochter Mathilde. Ze kregen twee dochters. Ze woonden drie jaar in Hartsdalen en verhuisden toen naar Pleasantville, New York, waar Hugo bij Reader's Digest ging werken in de computers. Na 25 jaar ging hij met pensioen en had tijd voor zijn hobby’s; tuinieren, fietsen, skiën, meubels maken, postzegels verzamelen en fotografie.

(Graf Hugo en Mathilde van Perlstein in Hartsdale, Findagrave)


Hugo ontving na de oorlog het verzetsherdenkingskruis. Hij overleed op 13 januari 2015 op 94-jarige leeftijd. Hij werd begraven op het Ferncliff Cemetery and Mausoleum in Hartsdale, New York.

 

januari 2023 - aanvulling maart 2024


(met dank aan Fedde Boersma)

 

Bronnen

 

Joodse scouts - Vrijheid in Herdenken (scouting.nl) 

 

Correspondentie met Fedde Boersma, directeur Scouting Nederland, project scouts in de oorlog, december 2022- februari 2023 - maart 2024


https://stichtingjoodsmonumentede.nl/monument

 

https://gemeentearchief.ede.nl/geschiedenis/digitaal-joods-monument


Margo Klijn, De stille slag. Joodse Arnhemmers 1933-1945 Westervoort [Arnhem], 2003 / 2014

 

Wat weten we van de Padvindersgroep “de Zwervers”? Een overzicht van oude krantenartikelen, d.d. 21 augustus 2021 met vermelding van Gerard A.(Gé) Cohen, Heinz Katzenstein en C.F.L. Kanstein.

 

Voor de padvindersgroepen van de NPV in het District Groot Arnhem, zie het Geuzenarchief.

 

Correspondentie met Irene Katzenstein, Beate Katzenstein en Ernst Numann, november 2023


Joods Monument Arnhem - Verhalen - Het oorlogsverhaal van Max Wolff

 

Correspondentie redactie met Max Wolff te Arnhem, januari 2023

 

'Kerst Goede Daad 1942', artikel over Wiily Cohen, uit: KIM. Districtsblad van het district Arnhem der vereniging: De Nederlandsche padvinders; red.: H. Snoek, H. Stam, J. van Bentum, nummer 2 december 1945

 

David Lanir en Jetty Hoogstraal -Lanir, Ghetto Fighters House Archief 

 

Verwijzingen

Op de website van www.angerenstein-arnhem.nl/historie is een verwijzing opgenomen naar dit artikel onder de titel de Familie Cohen, Karthuizerstraat 41


Verwijzing

Op de persoonlijke pagina's van de volgende personen (rubriek 'namen') wordt verwezen naar dit verhaal. Het betreft: Gerard Alexander Cohen, Sonja Cohen, Willy Cohen, Theodoor Carel Cohen, Alexander Cohen, Henriette Margaretha Cohen-van der Horst; Balfour Kahané, Herbert Samuel Kahané en Jozef Kahané; Sigmund Samuel Salinger, Antonia Salinger-Menke; Ludwig Silberberg en Emma Silberberg-Plaut; Pauline Schlochauer-Silberberg; Philip Jozeph Adolf van Perlstein; Rosa Johanna van Perstein-Gompertz.

 

Locatie Joods Monument Arnhem:
Kippenmarkt/Jonas Daniël Meijerplaats