menu  

Joods Monument Arnhem
Joods Monument Arnhem

 

 

 

 

Ondergedoken in de Sloetstraat: het lot van de familie Goldsmit

Simcha Looijen

 

Dat miscommunicatie iets is van alle tijden bewijst de Arnhemse politie. Op 3 december 1942 gaat er een bericht uit namens de hoofdcommissaris van de Arnhemse politie waarin de opsporing van de 71-jarige Jacob Goldsmit wordt gevraagd. Niet nodig, want Jacob is vijf dagen eerder al aangehouden door de Arnhemse rechercheurs Pater en Schoemaker, samen met zijn vrouw Kaatje en twee volwassen dochters Miesje en Koosje. Zij zaten ondergedoken bij Albertus Hebing aan de Sloetstraat 49. Een wandeling van ongeveer anderhalve kilometer van hun eigen huis aan de Boulevard Heuvelink 163. Op 28 november om elf uur in de avond nemen de rechercheurs het gezin mee. Dat alles blijkt uit de politiedagrapporten van de Arnhemse politie.

(Politiedagrapport Arnhem, 28 november 1942, arrestatie gezin Goldmit, en onderduikgever  Albertus Hebing, Gelders Archief)


Goldsmit was geboren in Rheden en was koopman van beroep. Samen met zijn vrouw Kaatje kreeg hij elf kinderen, van wie er twee op jonge leeftijd overleden. Vier kinderen overleefden de oorlog. De toenemende dreiging zal voor de Goldsmits reden zijn geweest om een schuilplaats te zoeken. Hun arrestatie heeft dramatische gevolgen. Jacob Goldsmit en zijn dochters Miesje en Koosje komen als strafgevallen in Westerbork en vertrekken aan het begin van het nieuwe jaar naar Auschwitz. Jacob Goldsmit wordt direct na aankomst vergast. Zijn beide dochters overleven de selectie en houden het een paar maanden vol voordat zij de geest geven.



(Foto Jacob Goldsmit, joodsmonument.nl)

 

Kaatje Levie-Goldsmit komt opvallend genoeg in het doorgangsziekenhuis aan de Amsterdamseweg terecht, het voormalige Jongenshuis. De 69-jarige Kaatje heeft waarschijnlijk gezondheidsklachten en de bezetter zal zich over het vluchtgevaar van een de oude vrouw niet al te veel zorgen hebben gemaakt. In april 1943 wordt het doorgangsziekenhuis definitief ontruimd. Een deel van de bewoners gaat naar Vught, Kaatje Levie-Goldsmit wordt per bus met een aantal andere bewoners naar Westerbork vervoerd. Met dezelfde rit wordt haar zoon Philip naar Westerbork overgebracht. Philip lag in het Arnhemse Gemeenteziekenhuis. Op 4 mei 1943 maken Kaatje en Philip deel uit van een transport naar Sobibor. Op hun laatste reis worden zij vergezeld door Philips' 16-jarige dochter Flora, die twee weken eerder was opgepakt bij het Blindeninstituut in Huizen. Op de dag van aankomst wordt het drietal vermoord.

(Foto Kaatje Goldsmit-Levie, joodsmonument.nl)

 

Onderduikgever Albertus Hebing wordt dezelfde dag als de familie Goldsmit gearresteerd door de rechercheur Schoemaker en Wijers. Hij zit eerst een paar weken vast in Kamp Amersfoort en vervolgens een half jaar in Vught wegens Jodenbegunstiging.

(Sloetstraat 49 Arnhem, foto Simcha Looijen)


Tachtig jaar later heeft de auteur contact met Robert Hebing, een kleinzoon van Albertus. Hij verklaart: “Bedankt voor het sturen van deze informatie met bijlagen, dit is voor ons van grote waarde”. Het verhaal dat er bij zijn opa Joden ondergedoken zaten is bekend, maar niet om wie het precies ging.

Albertus Hebing stond na een half jaar opeens weer op de stoep. Waar de Goldsmits en Hebing elkaar van kennen is niet duidelijk. Hebing werkte als pompbediende bij een Shell-tankstation aan de Jansbuitensingel bij het Rembrandttheater en kende op die manier veel mensen. Ook is het niet bekend wie er achter het verraad van de familie-Goldsmit zat. Tegenover het huis stond een lagere school (School XVII, de huidige Jan Ligthartschool), waar veel Duitse soldaten kwamen. Wellicht heeft daar iemand iets gezien of anders misschien iemand in de buurt. De Sloetstraat is geen rustige straat, dus het is best mogelijk dat de aankomst van de Goldsmits iemand met verkeerde bedoelingen is opgevallen. Lang zal de familie-Goldsmit niet hebben verbleven aan de Sloetstraat, aangezien ze pas kort vermist waren.


(familie Hebing in 1955 met linksboven Albertus Hebing, foto Robert Hebing)

 

Voor de drie betrokken Arnhemse rechercheurs zijn er geen gevolgen verbonden aan hun handelen. Wijers pakte twee jaar eerder al Artur Natt op, een bewoner van het Jongenshuis die wegens de diefstal van een pistool door de bezetter geëxecuteerd werd. In dat geval valt nog te zeggen dat Wijers zijn werk deed en niet alle gevolgen kon overzien. Dat argument gaat bij de arrestatie van de Goldsmits niet zo maar meer op. Zowel Wijers, Pater als Schoemaker duiken na de oorlog weer op bij de Arnhemse politie. Bij het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging is van geen van de drie mannen een dossier.

 

17 juli 2023

 

Bronnen

 Politiedagrapporten gemeente Politie Arnhem november 1942, Gelders Archief,

 website Joodsmonument.nl

 Archief Nederlands Beheerinstituut / Nationaal Archief. Dossier Goldsmit, J, Arnhem (63964)

 

Verwijzing

Op de persoonlijke pagina's van de familie Goldsmit wordt verwezen naar dit verhaal. Zie onder de rubriek namen. Zoek op Goldsmit.

Verhalen

Ondergedoken in de Sloetstraat: het lot van de familie Goldsmit

Simcha Looijen

 

Dat miscommunicatie iets is van alle tijden bewijst de Arnhemse politie. Op 3 december 1942 gaat er een bericht uit namens de hoofdcommissaris van de Arnhemse politie waarin de opsporing van de 71-jarige Jacob Goldsmit wordt gevraagd. Niet nodig, want Jacob is vijf dagen eerder al aangehouden door de Arnhemse rechercheurs Pater en Schoemaker, samen met zijn vrouw Kaatje en twee volwassen dochters Miesje en Koosje. Zij zaten ondergedoken bij Albertus Hebing aan de Sloetstraat 49. Een wandeling van ongeveer anderhalve kilometer van hun eigen huis aan de Boulevard Heuvelink 163. Op 28 november om elf uur in de avond nemen de rechercheurs het gezin mee. Dat alles blijkt uit de politiedagrapporten van de Arnhemse politie.

(Politiedagrapport Arnhem, 28 november 1942, arrestatie gezin Goldmit, en onderduikgever  Albertus Hebing, Gelders Archief)


Goldsmit was geboren in Rheden en was koopman van beroep. Samen met zijn vrouw Kaatje kreeg hij elf kinderen, van wie er twee op jonge leeftijd overleden. Vier kinderen overleefden de oorlog. De toenemende dreiging zal voor de Goldsmits reden zijn geweest om een schuilplaats te zoeken. Hun arrestatie heeft dramatische gevolgen. Jacob Goldsmit en zijn dochters Miesje en Koosje komen als strafgevallen in Westerbork en vertrekken aan het begin van het nieuwe jaar naar Auschwitz. Jacob Goldsmit wordt direct na aankomst vergast. Zijn beide dochters overleven de selectie en houden het een paar maanden vol voordat zij de geest geven.



(Foto Jacob Goldsmit, joodsmonument.nl)

 

Kaatje Levie-Goldsmit komt opvallend genoeg in het doorgangsziekenhuis aan de Amsterdamseweg terecht, het voormalige Jongenshuis. De 69-jarige Kaatje heeft waarschijnlijk gezondheidsklachten en de bezetter zal zich over het vluchtgevaar van een de oude vrouw niet al te veel zorgen hebben gemaakt. In april 1943 wordt het doorgangsziekenhuis definitief ontruimd. Een deel van de bewoners gaat naar Vught, Kaatje Levie-Goldsmit wordt per bus met een aantal andere bewoners naar Westerbork vervoerd. Met dezelfde rit wordt haar zoon Philip naar Westerbork overgebracht. Philip lag in het Arnhemse Gemeenteziekenhuis. Op 4 mei 1943 maken Kaatje en Philip deel uit van een transport naar Sobibor. Op hun laatste reis worden zij vergezeld door Philips' 16-jarige dochter Flora, die twee weken eerder was opgepakt bij het Blindeninstituut in Huizen. Op de dag van aankomst wordt het drietal vermoord.

(Foto Kaatje Goldsmit-Levie, joodsmonument.nl)

 

Onderduikgever Albertus Hebing wordt dezelfde dag als de familie Goldsmit gearresteerd door de rechercheur Schoemaker en Wijers. Hij zit eerst een paar weken vast in Kamp Amersfoort en vervolgens een half jaar in Vught wegens Jodenbegunstiging.

(Sloetstraat 49 Arnhem, foto Simcha Looijen)


Tachtig jaar later heeft de auteur contact met Robert Hebing, een kleinzoon van Albertus. Hij verklaart: “Bedankt voor het sturen van deze informatie met bijlagen, dit is voor ons van grote waarde”. Het verhaal dat er bij zijn opa Joden ondergedoken zaten is bekend, maar niet om wie het precies ging.

Albertus Hebing stond na een half jaar opeens weer op de stoep. Waar de Goldsmits en Hebing elkaar van kennen is niet duidelijk. Hebing werkte als pompbediende bij een Shell-tankstation aan de Jansbuitensingel bij het Rembrandttheater en kende op die manier veel mensen. Ook is het niet bekend wie er achter het verraad van de familie-Goldsmit zat. Tegenover het huis stond een lagere school (School XVII, de huidige Jan Ligthartschool), waar veel Duitse soldaten kwamen. Wellicht heeft daar iemand iets gezien of anders misschien iemand in de buurt. De Sloetstraat is geen rustige straat, dus het is best mogelijk dat de aankomst van de Goldsmits iemand met verkeerde bedoelingen is opgevallen. Lang zal de familie-Goldsmit niet hebben verbleven aan de Sloetstraat, aangezien ze pas kort vermist waren.


(familie Hebing in 1955 met linksboven Albertus Hebing, foto Robert Hebing)

 

Voor de drie betrokken Arnhemse rechercheurs zijn er geen gevolgen verbonden aan hun handelen. Wijers pakte twee jaar eerder al Artur Natt op, een bewoner van het Jongenshuis die wegens de diefstal van een pistool door de bezetter geëxecuteerd werd. In dat geval valt nog te zeggen dat Wijers zijn werk deed en niet alle gevolgen kon overzien. Dat argument gaat bij de arrestatie van de Goldsmits niet zo maar meer op. Zowel Wijers, Pater als Schoemaker duiken na de oorlog weer op bij de Arnhemse politie. Bij het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging is van geen van de drie mannen een dossier.

 

17 juli 2023

 

Bronnen

 Politiedagrapporten gemeente Politie Arnhem november 1942, Gelders Archief,

 website Joodsmonument.nl

 Archief Nederlands Beheerinstituut / Nationaal Archief. Dossier Goldsmit, J, Arnhem (63964)

 

Verwijzing

Op de persoonlijke pagina's van de familie Goldsmit wordt verwezen naar dit verhaal. Zie onder de rubriek namen. Zoek op Goldsmit.

 

Locatie Joods Monument Arnhem:
Kippenmarkt/Jonas Daniël Meijerplaats