menu  

Joods Monument Arnhem
Joods Monument Arnhem

 

 

 

 

De elf onderduikers van de Emmastraat

Simcha Looijen

 
In de middag van 9 maart 1943 trokken drie politiemannen naar de Emmastraat 62. De leiding lag bij Wessel Martinus Vereschildt. In zijn gezelschap waren IJsbrand Uiltje de Haan en Andries van Egmond. Op het adres was een pension gevestigd, waar op dat moment maar liefst elf Arnhemse Joden een schuilplaats hadden gevonden.

(Dagrapport Arnhemse politie, 9 maart 1943)

Eigenaar van het pension is Johannes Gerardus van 't Hul (1898). Hij verklaarde na de oorlog: “Het was 9 maart 1943 dat wij plotseling huiszoeking kregen, om ongeveer 15.00 uur. Nadat ik op het bellen de voordeur had geopend, stapten drie rechercheurs binnen, terwijl er een beneden bleef staan. Ik zag de rechercheur Vereschildt als eerste de trap opkomen met twee anderen, zodat ik direct voelde dat er iets fout zou lopen. Tijd om te waarschuwen had ik niet meer. Nadat Vereschildt mij enkele vragen had gesteld, waarop ik ontwijkende antwoorden gaf, ging hij met de beide anderen tot huiszoeking over. Al vrij snel had hij de jodenmensen in de diverse kamers ontdekt, waarop hij ze in een kamer bij elkaar plaatste om overzicht te houden”. Vanuit het politiebureau trommelde Vereschildt meer agenten op om de groep te begeleiden.

 

Ontsnapt

Uit een dakraam wisten twee personen te ontsnappen, maar zij werden al snel in een naastgelegen woning aangehouden. Volgens Van 't Hul was Vereschildt in zijn optreden streng. “Ik vroeg nog “waarom heb je me geen tip gegeven?” en “waarom kun je mij niet sparen?”, het hielp echter niets, we moesten allen mee. Eerst vroeg ik om clementie voor mezelf en later voor die Joden, maar we hadden er geen baat bij”.

 

In het gedrang buiten lukte het Van 't Hul als enige wel met succes te ontsnappen. In zijn plaats werd zijn zestienjarige zoon meegenomen. Van 't Hul blikte na de oorlog terug:”Ik heb mij toen die dag op veilige afstand van mijn woning opgehouden en ben daar 's avonds omstreeks 21:00 uur in teruggekeerd, hetgeen achteraf dom is geweest, want ik werd prompt gearresteerd door twee rechercheurs (De Haan en Egmond, SL) die bij mij thuis zaten te wachten op mijn eventuele komst. Ik werd daarop door hen overgebracht naar het hoofdbureau van de politie en de volgende ochtend door Vereschildt verhoord. Ik vernam van hem dat hij mijn 16-jarige zoon Johannes Gerardus had gearresteerd en overgebracht naar het Huis van Bewaring, tegelijk met het aantal Joden. Ik vermoed dat Vereschildt dacht dat ik mij vrijwillig zou komen melden als ik van zijn arrestatie hoorde. Mijn zoon is dan in de voormiddag van 10 maart weer losgelaten. Ik ben op den tiende maart overgeven aan de SD, alwaar ik geruime tijd verhoord ben. 's Avonds ben ik overgebracht naar het Huis van Bewaring. In het Huis van Bewaring heb ik drie dagen gezeten en ben toen op transport gesteld voor Vught alwaar ik precies een jaar heb gezeten van 13 maart 1943 tot 13 maart 1944”.

(Emmastraat 62 in 2024, foto Simcha Looijen)

 

Snelweg

De gearresteerde personen waren: Mozes van Buuren (1874) en Sara van Buuren-Haas (1872), Louis Koppel (1872) en zijn vrouw Betje Koppel-Moses (1870), Isaäc Koster (1889) en diens echtgenoot Aaltje Koster-Leeuwin (1894), Markus Beem (1902) en Anna Beem-Cohen (1910) en haar moeder Betje Cohen-Mullem (1886) en Regina Koppel-Rosenboom (1901) en haar dochter Josina (1930). Allen woonden in Arnhem, Regina en Josina Koppel woonden naast het pension waar ze werden aangehouden, op het adres Emmastraat 64. De weg naar de dood was een snelweg. Elf dagen na hun aanhouding stierven negen van de elf Joden van de Emmastraat in de gaskamers van Sobibór. Louis en Betje Koppel gingen een maand later dezelfde weg.

 

Isaäc en Aaltje Koster

Voor haar boek De Stille Slag sprak Margo Klijn in 2001 met Selma Van Gelder-Koster, de dochter van Isaäc en Aaltje Koster-Leeuwin (1). Zij overleefde als enige gezinslid de oorlog. Zij vertelde dat haar ouders in eerste instantie helemaal niet wilden onderduiken, omdat hij anderen niet in gevaar wilde brengen. Uiteindelijk liet hij zich door vrienden en familie over halen onder te duiken. Volgens Selma van Gelder-Koster zouden de hoofdbewoners van het huis aan de Parkstraat (het huis aan de Emmastraat ligt ter hoogte van een kruising van de Emmastraat en de Parkstraat, SL) naar de politie zijn gestapt nadat ze in de krant lazen dat het strafbaar was om Joden te laten onderduiken, maar dat mensen die zich voor een bepaalde datum melden niet gestraft zouden worden.

(Isaäc en Aaltje Koster-Leeuwin met hun dochters Selma [links] en Margreet [rechts], uit: Margo Klijn, de Stille slag)

 

Verraad

Dit verhaal van het verraad kon niet geverifieerd worden op basis van de geraadpleegde bronnen. Met de hoofdbewoner zal in ieder geval niet Johannes Gerardus van 't Hul bedoeld zijn, omdat de inval voor hem als een verrassing kwam en hij een zware straf kreeg. Wellicht ligt de waarheid net even anders en ging het om een medepensionbewoner of een buurman- of vrouw die te veel had gezien. De vraag wie precies achter het verraad zit blijft daarmee open staan.

 

Politie

Twaalf dagen na deze arrestatie spoorden de drie betrokken politiemannen gezamenlijk nog twee Joodse onderduikers op. Op de Maetsuikerstraat 13 hielden zij het Joodse echtpaar Iwan Leo de Leeuw en Edith Steinmann aan (2). Rechercheur Wessel Martinus Vereschildt was na de oorlog de enige Arnhemse politieagent die veroordeeld werd voor zijn aandeel in de Jodenvervolging. Hij kreeg uiteindelijk twee jaar cel (3).

 

Verzet

Wat het politieoptreden extra wrang maakt is het feit dat IJsbrand Uiltje de Haan actief was binnen het verzet. Hij was aangesloten bij de Landelijke Organisatie voor Onderduikers. In januari 1944 werd hij gearresteerd. De Haan overleed een jaar later in Neuengamme. Volgens een naoorlogse verklaring van rechercheur Andries van Egmond wilde De Haan de gepakte Joodse onderduikers niet laten gaan, omdat het zou betekenen dat hij zelf moest onderduiken en zijn verzetswerk moest staken. Bovendien liep zijn gezin gevaar.

 

juli 2024

Noten

1. Isaäc en Aaltje hadden een meubelzaak Leewin aan de Rijnstraat 5. Dochter Selma Bertha Koster (1926-2011) was ondergedoken bij de overburen aan de Rijnstraat 76, de familie Groos van de tabakswinkel. Dochter Greet (1924-1944) dook onder in Velp en werd na verraad opgepakt. Selma overleefde. Zij zette de zaak na de oorlog voort met haar man - een oude schoolliefde - Irvin Juda van Gelder (1925-2009). Irvin overleefde met zijn familie Bergen-Belsen. Selma en Irvin waren een van de eersten die na de oorlog in het huwelijk traden in de synagoge aan de Pastoorstraat.

 

2. Bij de vernieuwing van Het Broek verdween de Maetsuikerstraat in 2002/2003 geheel van de kaart. De straat lag tussen de Jan van Riebeeckstraat (tegenwoordig Jan van Riebeeckplein) en de J.P. Coenstraat. 

 

3. Ad van Liempt, Jodenjacht, de onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog, 5e druk, uitgeverij Balans 2013.

 


Bronnen
Dagrapporten politie Arnhem, maart 1943, geraadpleegd in het Gelders Archief CABR-dossier Wessel Martinus Vereschildt

Margo Klijn (2014, 2e druk). De Stille Slag. Joodse Arnhemmers, 1933-1945. Utrecht: Van Gruting.

 

Verwijzingen

In het namenregister van deze site wordt bij de volgende personen verwezen naar dit verhaalMozes van Buuren (1874) en Sara van Buuren-Haas (1872), Louis Koppel (1872) en zijn vrouw Betje Koppel-Moses (1870), Isaäc Koster (1889) en diens echtgenoot Aaltje Koster-Leeuwin (1894), Margreet Koster (1924), Markus Beem (1902) en Anna Beem-Cohen (1910) en haar moeder Betje Cohen-Mullem (1886), Regina Koppel-Rosenboom (1901) en haar dochter Josina (1930), Iwan Leo de Leeuw (1914) en Edith de Leeuw-Steinmann (1916).

Verhalen

De elf onderduikers van de Emmastraat

Simcha Looijen

 
In de middag van 9 maart 1943 trokken drie politiemannen naar de Emmastraat 62. De leiding lag bij Wessel Martinus Vereschildt. In zijn gezelschap waren IJsbrand Uiltje de Haan en Andries van Egmond. Op het adres was een pension gevestigd, waar op dat moment maar liefst elf Arnhemse Joden een schuilplaats hadden gevonden.

(Dagrapport Arnhemse politie, 9 maart 1943)

Eigenaar van het pension is Johannes Gerardus van 't Hul (1898). Hij verklaarde na de oorlog: “Het was 9 maart 1943 dat wij plotseling huiszoeking kregen, om ongeveer 15.00 uur. Nadat ik op het bellen de voordeur had geopend, stapten drie rechercheurs binnen, terwijl er een beneden bleef staan. Ik zag de rechercheur Vereschildt als eerste de trap opkomen met twee anderen, zodat ik direct voelde dat er iets fout zou lopen. Tijd om te waarschuwen had ik niet meer. Nadat Vereschildt mij enkele vragen had gesteld, waarop ik ontwijkende antwoorden gaf, ging hij met de beide anderen tot huiszoeking over. Al vrij snel had hij de jodenmensen in de diverse kamers ontdekt, waarop hij ze in een kamer bij elkaar plaatste om overzicht te houden”. Vanuit het politiebureau trommelde Vereschildt meer agenten op om de groep te begeleiden.

 

Ontsnapt

Uit een dakraam wisten twee personen te ontsnappen, maar zij werden al snel in een naastgelegen woning aangehouden. Volgens Van 't Hul was Vereschildt in zijn optreden streng. “Ik vroeg nog “waarom heb je me geen tip gegeven?” en “waarom kun je mij niet sparen?”, het hielp echter niets, we moesten allen mee. Eerst vroeg ik om clementie voor mezelf en later voor die Joden, maar we hadden er geen baat bij”.

 

In het gedrang buiten lukte het Van 't Hul als enige wel met succes te ontsnappen. In zijn plaats werd zijn zestienjarige zoon meegenomen. Van 't Hul blikte na de oorlog terug:”Ik heb mij toen die dag op veilige afstand van mijn woning opgehouden en ben daar 's avonds omstreeks 21:00 uur in teruggekeerd, hetgeen achteraf dom is geweest, want ik werd prompt gearresteerd door twee rechercheurs (De Haan en Egmond, SL) die bij mij thuis zaten te wachten op mijn eventuele komst. Ik werd daarop door hen overgebracht naar het hoofdbureau van de politie en de volgende ochtend door Vereschildt verhoord. Ik vernam van hem dat hij mijn 16-jarige zoon Johannes Gerardus had gearresteerd en overgebracht naar het Huis van Bewaring, tegelijk met het aantal Joden. Ik vermoed dat Vereschildt dacht dat ik mij vrijwillig zou komen melden als ik van zijn arrestatie hoorde. Mijn zoon is dan in de voormiddag van 10 maart weer losgelaten. Ik ben op den tiende maart overgeven aan de SD, alwaar ik geruime tijd verhoord ben. 's Avonds ben ik overgebracht naar het Huis van Bewaring. In het Huis van Bewaring heb ik drie dagen gezeten en ben toen op transport gesteld voor Vught alwaar ik precies een jaar heb gezeten van 13 maart 1943 tot 13 maart 1944”.

(Emmastraat 62 in 2024, foto Simcha Looijen)

 

Snelweg

De gearresteerde personen waren: Mozes van Buuren (1874) en Sara van Buuren-Haas (1872), Louis Koppel (1872) en zijn vrouw Betje Koppel-Moses (1870), Isaäc Koster (1889) en diens echtgenoot Aaltje Koster-Leeuwin (1894), Markus Beem (1902) en Anna Beem-Cohen (1910) en haar moeder Betje Cohen-Mullem (1886) en Regina Koppel-Rosenboom (1901) en haar dochter Josina (1930). Allen woonden in Arnhem, Regina en Josina Koppel woonden naast het pension waar ze werden aangehouden, op het adres Emmastraat 64. De weg naar de dood was een snelweg. Elf dagen na hun aanhouding stierven negen van de elf Joden van de Emmastraat in de gaskamers van Sobibór. Louis en Betje Koppel gingen een maand later dezelfde weg.

 

Isaäc en Aaltje Koster

Voor haar boek De Stille Slag sprak Margo Klijn in 2001 met Selma Van Gelder-Koster, de dochter van Isaäc en Aaltje Koster-Leeuwin (1). Zij overleefde als enige gezinslid de oorlog. Zij vertelde dat haar ouders in eerste instantie helemaal niet wilden onderduiken, omdat hij anderen niet in gevaar wilde brengen. Uiteindelijk liet hij zich door vrienden en familie over halen onder te duiken. Volgens Selma van Gelder-Koster zouden de hoofdbewoners van het huis aan de Parkstraat (het huis aan de Emmastraat ligt ter hoogte van een kruising van de Emmastraat en de Parkstraat, SL) naar de politie zijn gestapt nadat ze in de krant lazen dat het strafbaar was om Joden te laten onderduiken, maar dat mensen die zich voor een bepaalde datum melden niet gestraft zouden worden.

(Isaäc en Aaltje Koster-Leeuwin met hun dochters Selma [links] en Margreet [rechts], uit: Margo Klijn, de Stille slag)

 

Verraad

Dit verhaal van het verraad kon niet geverifieerd worden op basis van de geraadpleegde bronnen. Met de hoofdbewoner zal in ieder geval niet Johannes Gerardus van 't Hul bedoeld zijn, omdat de inval voor hem als een verrassing kwam en hij een zware straf kreeg. Wellicht ligt de waarheid net even anders en ging het om een medepensionbewoner of een buurman- of vrouw die te veel had gezien. De vraag wie precies achter het verraad zit blijft daarmee open staan.

 

Politie

Twaalf dagen na deze arrestatie spoorden de drie betrokken politiemannen gezamenlijk nog twee Joodse onderduikers op. Op de Maetsuikerstraat 13 hielden zij het Joodse echtpaar Iwan Leo de Leeuw en Edith Steinmann aan (2). Rechercheur Wessel Martinus Vereschildt was na de oorlog de enige Arnhemse politieagent die veroordeeld werd voor zijn aandeel in de Jodenvervolging. Hij kreeg uiteindelijk twee jaar cel (3).

 

Verzet

Wat het politieoptreden extra wrang maakt is het feit dat IJsbrand Uiltje de Haan actief was binnen het verzet. Hij was aangesloten bij de Landelijke Organisatie voor Onderduikers. In januari 1944 werd hij gearresteerd. De Haan overleed een jaar later in Neuengamme. Volgens een naoorlogse verklaring van rechercheur Andries van Egmond wilde De Haan de gepakte Joodse onderduikers niet laten gaan, omdat het zou betekenen dat hij zelf moest onderduiken en zijn verzetswerk moest staken. Bovendien liep zijn gezin gevaar.

 

juli 2024

Noten

1. Isaäc en Aaltje hadden een meubelzaak Leewin aan de Rijnstraat 5. Dochter Selma Bertha Koster (1926-2011) was ondergedoken bij de overburen aan de Rijnstraat 76, de familie Groos van de tabakswinkel. Dochter Greet (1924-1944) dook onder in Velp en werd na verraad opgepakt. Selma overleefde. Zij zette de zaak na de oorlog voort met haar man - een oude schoolliefde - Irvin Juda van Gelder (1925-2009). Irvin overleefde met zijn familie Bergen-Belsen. Selma en Irvin waren een van de eersten die na de oorlog in het huwelijk traden in de synagoge aan de Pastoorstraat.

 

2. Bij de vernieuwing van Het Broek verdween de Maetsuikerstraat in 2002/2003 geheel van de kaart. De straat lag tussen de Jan van Riebeeckstraat (tegenwoordig Jan van Riebeeckplein) en de J.P. Coenstraat. 

 

3. Ad van Liempt, Jodenjacht, de onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog, 5e druk, uitgeverij Balans 2013.

 


Bronnen
Dagrapporten politie Arnhem, maart 1943, geraadpleegd in het Gelders Archief CABR-dossier Wessel Martinus Vereschildt

Margo Klijn (2014, 2e druk). De Stille Slag. Joodse Arnhemmers, 1933-1945. Utrecht: Van Gruting.

 

Verwijzingen

In het namenregister van deze site wordt bij de volgende personen verwezen naar dit verhaalMozes van Buuren (1874) en Sara van Buuren-Haas (1872), Louis Koppel (1872) en zijn vrouw Betje Koppel-Moses (1870), Isaäc Koster (1889) en diens echtgenoot Aaltje Koster-Leeuwin (1894), Margreet Koster (1924), Markus Beem (1902) en Anna Beem-Cohen (1910) en haar moeder Betje Cohen-Mullem (1886), Regina Koppel-Rosenboom (1901) en haar dochter Josina (1930), Iwan Leo de Leeuw (1914) en Edith de Leeuw-Steinmann (1916).

 

Locatie Joods Monument Arnhem:
Kippenmarkt/Jonas Daniël Meijerplaats